Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Lienden, 1811 - 1928 (ka...

3192 Archief van de gerechtsbank van de hoge heerlijkheid Hedel, 1568 - 1811

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
2. Context
2.2. Institutionele geschiedenis
3192 Archief van de gerechtsbank van de hoge heerlijkheid Hedel, 1568 - 1811
Inleiding
2. Context
2.2.
Institutionele geschiedenis
Hedel komt voor het eerst voor in schriftelijke bronnen uit de 9e eeuw als de Abdij van Lorsch of Lauresheim, een plaats in Duitsland in de buurt van Worms, schenkingen van onroerende goederen onder andere in het Gelderse rivierengebied ontvangt. Daarbij ook twee schenkingen van goederen in Hedel.
De oudste schenking wordt gedaan in 815 door een zekere "Alfger". Hij schenkt aan de abdij een halve hoeve in Hedel, dat dan 'Hatalle' wordt genoemd. Een hoeve ('mansum' in het latijn) is een bepaalde hoeveelheid grond, waarschijnlijk ruim 14 hectaren. De tweede schenking door een zekere "Selirat" is niet exact gedateerd, maar stamt uit de jaren tussen 815 en 850. Bij die schenking wordt Hedel 'Hedilla' genoemd. Van die schenkingen zijn geen oorspronkelijke oorkondes bewaard gebleven, maar slechts aantekeningen in een register waar de monniken hun bezit noteerden en een soort kroniek van hun abdij bijhielden, de zogenaamd "Codex Laureshamensis", aangelegd op het einde van de 12e eeuw. * 
Voor de periode van de negende tot in de veertiende eeuw zijn er maar weinig schriftelijke bronnen over de geschiedenis van Hedel. De eerst bekende heren van Hedel stammen waarschijnlijk uit Brabant. In een akte uit 1230 is sprake van een "Jacobus, miles de Hedele". Van een versterkt huis of kasteel is dan nog geen sprake. Ook niet in 1292 wanneer de ridders Roelof en Hendrik de Cock het kapittel van Sint-Marie in Utrecht vragen om een zekere Godevaert tot pastoor van Hedel te benoemen. * 

In het begin van de veertiende eeuw waren leden van het geslacht Van Cranendonck in het bezit van het huis (kasteel) te Hedel, met enige heerlijke rechten en andere goederen. Vast staat dat zij 1316 de heerlijkheid als allodiaal goed, niet leenroerig aan Gelre, beheren. Hedel wordt dan ook nadrukkelijk uitgesloten van het in dat jaar door graaf Reinald van Gelre uitgevaardigde decreet van "Eening", het landrecht voor de onder zijn bestuur staande gebieden in de Bommelerwaard en Tielerwaard. * 
Willem van Cranendonck wordt vermeld in 1327 met rechten te Hedel als graaf Reinald van Gelre bepalingen maakt ten aanzien van geschillen gerezen over de afwatering van Hedel en enkele buurdorpen. *  In 1336 wordt het huis (kasteel) van Hedel voor het eerst genoemd als dezelfde Willem van Cranendonck verklaart dat kasteel als open huis voor de graven van Gelre in leen te houden krachtens Zutphens recht. *  In 1342 draagt Dirck van Cranendonck, broer en erfgenaam van de genoemde Willem, jaarlijkse inkomsten van 50 pond uit zijn goederen te Hedel op aan de hertog van Gelre in rechte manleen. *  In datzelfde jaar verklaart Ermgard, vrouwe van Sevenborn, gehuwd met Thomas van Sevenborn, het kasteel te Hedel als open huis van de hertog van Gelre in Leen te houden. Waarschijnlijk is zij een zuster van Willem en Dirck en blijkbaar heeft zij de rechten van Willem op het kasteel geërfd. * 
Hedel bezat aantoonbaar al een schepenbank toen in 1378 Margaretha van der Lippe, eerst gehuwd met N. van Cranendonck en sinds het jaar daarvoor weduwe van Jan van Polanen, heer van de Leck en Breda, de heerlijkheid Hedel kocht van Jan van Cranendonck, heer van Sevenborn. Waarschijnlijk was hij haar stiefzoon. * 

In 1379, werd de zoon van Margaretha van der Lippe, Otto van der Leck, door hertogin Mechteld beleend met "die borch tot Hedel met haeren tobehoren", maar hield Margaretha het vruchtgebruik gedurende haar leven. *  Rond 1395 huwt Otto met Sophia van den Bergh, een telg uit een van de machtigste Gelderse geslachten, met als kernbezit het huis Bergh in de Achterhoek. Vanaf die tijd bleven kasteel en heerlijkheid Hedel bijna drie eeuwen in het bezit van leden van dat geslacht. De laatste was Maria Isabella van den Bergh, gehuwd met Eitel Friedrich, graaf van Hohenzollern, markiezin van Bergen op Zoom. Van haar gingen haar rechten op Hedel in 1671 over op haar enige dochter Henriëtte Françoise van Hohenzollern-Hechingen, die in 1662 huwde met Frédéric Maurice de la Tour d'Auvergne.
Tijdens de oorlogen van de Republiek met Frankrijk in de jaren daarna worden zij en haar man verdacht van Franse sympathieën. Daarom wordt het beheer van het markiezaat in 1689 tijdelijk overgedragen aan prins Willem III, stadhouder van de Nederlanden en tevens koning van Engeland. De inkomsten uit dat markiezaat kunnen dienen als compensatie voor zijn (financiële) inspanningen in de strijd tegen Frankrijk. Ook Hedel, dat tot de bezittingen tot de bezittingen van Henriëtte hoort, wordt door de Staten van Gelderland geconfisqueerd en toegewezen aan prins Willem III. Die is dus feitelijk heer van Hedel in de jaren 1689 tot 1697. Na de Vrede van Rijswijk in 1697 wordt die confiscatie weer tenietgedaan. * 

Henriëtte Françoise van Hohenzollern en Frédéric Maurice de la Tour d'Auvergne verkopen Hedel in 1698 aan hun drossaard en rentmeester ter plaatse Godefroy Frederick van de Poll voor 117.500 gulden, maar die koop wordt door de Staten van Gelderland in 1699 tenietgedaan, door gebruik te maken van het naastingsrecht dat de Staten als opvolger van de hertog van Gelre als leenheer, toekomt. De Staten blijven de heerlijke rechten uitoefenen tot de afschaffing van de meeste heerlijke rechten in 1798. Het beheer is al die tijd opgedragen aan de Gelderse Rekenkamer. Na 1798 blijft het aan de heerlijkheid verbonden bezit wel in handen van het gewest Gelderland totdat het in het begin van de 19e eeuw in gedeelten verkocht wordt. In 1802 koopt het Rooms Katholieke kerkbestuur de bij het kasteel behorende Neerhuizing en datgene wat dan nog rest van het kasteel, nadat het onderhoud in de 18e eeuw was verwaarloosd en het gebouw in 1794 door de Fransen in brand was gestoken. Die restanten worden vervolgens gesloopt.
De vonnissen van de schepenbank werden uitgesproken door de drost (drossaard), als de vertegenwoordiger van de heer of vrouwe van Hedel. De drost als richter was geen rechter in de moderne zin van het woord, maar hij riep de rechtbank bijeen en trad op als voorzitter. In criminele zaken en in minder belangrijke strafzaken (delicten), die als civiele zaken werden afgehandeld, trad hij ook op als openbaar aanklager en zorgde voor de executie van de vonnissen, maar had geen deel aan de totstandkoming van de vonnissen. Het spreken van recht (het vonnissen) was voorbehouden aan de schepenen die vaak advies inwonnen van rechtsgeleerden. Kuys schrijft in zijn studie over de ambtman in het Kwartier van Nijmegen: "Om de rechter in oude zin te onderscheiden van de moderne rechter, wordt in de Gelderse rechtshistorische literatuur ter aanduiding van eerstgenoemde de term "richter" gebruikt, ...". Dat door hem gevolgde gebruik is ook in deze inventaris aangehouden, maar in dit archief wordt meestal de termen drost of drossaard aangehouden. * 
Alhoewel Hedel een hoge heerlijkheid was en dus beschikte over rechtsmacht in hoogste instantie, berusten in het archief van het Hof voor Gelre en Zutphen en zijn rechtsopvolgers (1543-1811) stukken over appèlzaken uit Hedel. *  Het kan zijn dat het appèlrecht op het Hof is ingesteld na de confiscatie van de heerlijkheid door de Staten van Gelderland in 1699. Maar er zijn ook dergelijke stukken - zij het veel minder - van vóór die tijd. Nader onderzoek zal wellicht nog eens uitwijzen waarom dat zo is.

Kenmerken

Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Omvang in meters:
6,25
Opmerkingen:
Archieven van plaatselijke en regionale gerechtsbanken van voor 1811 worden ook (oud) rechterlijke archieven (ORA) genoemd. De rechtsprekende instelling wordt ook schepenbank, gerichtsbank of vierschaar genoemd.
Geografische namen: