Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Beesd, 1811 - 1977

0343 Archief van het gemeentebestuur van Dodewaard, 1811 - 1940

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Bestuur
1.2. Archief
0343 Archief van het gemeentebestuur van Dodewaard, 1811 - 1940
1. Inleiding
1.2.
Archief
In het verslag van de toestand van de gemeente over het jaar 1851 staat over het archief vermeld dat het van kleine omvang was en er weinig over op te merken viel. *  Feit is zeker, dat er geen stukken in voorkomen die dateren van vóór de invoering van de gemeentelijke organisatie in 1811. Het is zelfs de vraag of de stukken vanaf 1811 toen nog wel in zijn geheel bewaard zijn gebleven. In die tijd beschikte de gemeente namelijk nog niet over een eigen gemeentehuis, maar werd er voor het houden van raads- en B&W-vergaderingen gebruik gemaakt van een kamer op een particulier adres in de buurt van de Hiense kerk. De kans is dus groot dat de burgemeester, die tevens secretaris was, het archief bij zichzelf thuis bewaarde. In een dergelijke situatie konden ambtelijke stukken dan gemakkelijker verdwijnen dan wanneer een vaste secretarie had bestaan.
Wat thans aan het archief opvalt, is het ontbreken van vergaderstukken en de correspondentie van vóór het jaar 1826. Ook de financiële stukken zijn pas vanaf 1826 redelijk compleet bewaard gebleven. De gemeenteverslagen vermelden ten aanzien van het archief gedurende een lange reeks van jaren dat het van kleine omvang was en zich in goede staat bevond. De gemeente kocht in 1879 een molenaarswoning aan de Dalwagen, dat na een verbouwing van bescheiden omvang in 1880 in gebruik werd genomen als eerste gemeentehuis. Dit pand stond op de plek van het huidige adres Dalwagen 7. *  Het archief vond hier een blijvende bewaarplaats onder het wakend oog van een inwonend veldwachtersgezin.
Eerst in 1926 vernemen we iets nieuws omtrent de lotgevallen van het archief. De zes jaar daarvoor tot gemeentesecretaris benoemde W.J. Pos vond het tijd om het inmiddels aangegroeide archiefbestand dat niet meer dagelijks gebruikt behoefde te worden, te verpakken in lichtbruin pakpapier, en te voorzien van een naam en registratienummer. *  Vrijwel alle bescheiden daterende van vóór 1920, en de niet meer gebruikte bestanddelen vanaf dit jaar, ondergingen deze materiële behandeling. Het geheel voorzag hij van een inventaris, waarvan thans echter in het archief geen enkel exemplaar is teruggevonden. De wijze waarop hij zich van deze taak kweet bezorgde hem een compliment van de archiefinspecteur Van de Ven, die in september 1929 Dodewaard bezocht. *  Wat Pos niet aan zijn inventarisatie onderwierp waren o.a. de jongste vergaderstukken en de correspondentie vanaf het jaar van zijn aanstelling. Het rubriekenstelsel dat hij in dat jaar invoerde loste hij in materiële zin op door het gebruik van losse 'indicateurs' en ordners.
8 In de periode 1827-1843 was burgemeester-secretaris C. Taats tevens gemeente-ontvanger. Voor een dergelijke functiecumulatie diende een periodiek te verlengen dispensatie van gedeputeerde staten te worden verkregen.
9 Het doorlopend proces van wetsherzieningen leidde eerst in 1992 tot een nieuwe gemeentewet (Stbl. nr 96). Vgl. B.C. Knieriem en C. Huisman, De Gemeentewet van oud naar nieuw ('s-Gravenhage 1993).
11 Kieswet van 7-9-1896 (Stbl. nr 154).
Kort voor deze inventarisatie gingen ook al stemmen op om het gemeentehuis aan de Dalwagen te vervangen door een nieuw te bouwen onderkomen, omdat het oude gebouw niet meer aan de eisen van die tijd voldeed. Een plaatsgenoot was bereid om voor het te klein geworden pand een bedrag van 5000 gulden neer te leggen, teneinde daarin een autogarage te kunnen vestigen. De raadsnotulen vermelden omtrent het archief, dat een geschikte bewaarplaats daarvoor geheel ontbrak en de boeken drie lagen dik voor elkaar waren komen te staan. *  In augustus 1925 overlegde de gemeente-architect Van Stralen een ontwerpschets voor een nieuw gemeentehuis met annexe veldwachterswoning. De archiefruimte plande hij tegenover de raadzaal op de eerste verdieping. Dit plan, waarvan de kosten door de ontwerper werden geschat op 17.000 gulden, had echter geen vervolg. * 
Zes jaar later kwam een andere optie in beeld. Het betrof een bestaande villa aan de Pluimenburgsestraat, welke in eigendom was geweest van de steenfabrikant en gemeenteraadslid Willem de Haas en diens vrouw Jacoba Maria van Riemsdijk, *  en na hun beider dood van hun dochter Johanna Diderika Grada de Haas, echtgenote van de Velpse architect J.W. Franken. Ook toen moest het plan worden uitgesteld omdat er een koopsom van 16.000 gulden werd bedongen en het grote pand nog langdurig was verhuurd aan de als markant bekend staande familie Poot. Toen in 1937 de villa in publieke veiling werd gebracht voor het luttele bedrag van 4700 gulden, sloeg het gemeentebestuur toe. De aangekochte villa werd tot gemeentehuis verbouwd en het oude vervallen en primitieve gemeentehuis werd in 1938 aan een particulier verkocht.
In de kelder van het in mei 1939 voor gebruik gereed gekomen nieuwe gemeentehuis werd een brandvrije kluis van gewapend beton ingericht, zodat-een zorgeloze bewaring van het archief gegarandeerd leek. Niets was echter minder waar. Reeds in september van dat jaar richtte de burgemeester van Dodewaard een zorgelijk schrijven aan de rijksarchivaris te Arnhem. Daarin stelde hij: 'niettegenstaande door mij voor zoover mogelijk voor ventilatie wordt gezorgd, blijft het geheel vochtig, schimmelt het papier en toonen de metalen deelen neiging tot roestvorming. Het laat zich aanzien dat deze toestand catastrophaal zal worden'. De burgemeester werd vervolgens geadviseerd het depot droog te stoken en ongebluste kalk te gebruiken. * 
Naast problemen van klimatologische aard diende zich binnen enkele jaren een ander probleem aan. Dodewaard werd in het najaar van 1944 betrokken in het strijdtoneel tussen de Nazi-bezetters en de oprukkende 101e Amerikaanse luchtlandingsdivisie. *  De gehele gemeente was van september 1944 tot mei 1945 geëvacueerd, zodat ooggetuigenverslagen uit die periode ontbreken. Wat in elk geval vast staat is, dat na de Duitse aftocht uit Dodewaard het gemeentehuis door wisselende eenheden van het Amerikaanse leger is gebruikt. Deze hebben op een zekere dag de stalen deur van de archiefruimte en de kluis van de gemeente-ontvanger met springstoffen opgeblazen. De gevolgen waren enorm. Overal kwamen in de archiefstukken granaatscherven terecht, die het papier doorboorden of perforeerden. Toen de bevolking in mei 1945 terugkeerde trof men buiten het gemeentehuis bovendien een meter hoge berg aan van registers, financiële en administratieve bescheiden. Het schaderapport van de Technische Dienst spreekt dan ook van een 'ware ravage', aangericht door de Geallieerde bewoners van het pand. 'Letterlijk bleef niets onbeschadigd, en hetgeen niet beschadigd werd, verdween'. * 
Dat bij de wederopbouw van het dorp geen prioriteit werd gegeven aan het gemeentelijk archief is begrijpelijk. De stalen archiefrekken met doorboringsgaten bleven gewoon in de kluis staan, en de archiefstukken werden nimmer ontdaan van de metaalsplinters die hierin waren blijven steken. Zelfs een nieuwe kluisdeur liet tot 1946 op zich wachten, en werd pas besteld nadat gemeentesecretaris Schouten zich bij het College had beklaagd over de vrije toegankelijkheid van ieder tot het gemeentehuis en haar archief. In een schrijven van februari 1946 wenste hij dan ook geen enkele verantwoording te nemen voor de mogelijke gevolgen van die situatie. * 
Wat er daadwerkelijk uit het archief verloren is geraakt, is niet met zekerheid aan een bepaalde gebeurtenis toe te wijzen. Als gezegd ontbreken vele stukken uit de periode 1 81 1-1825. Na de inventarisatie door secretaris Pos (1926) zijn met zekerheid de gemeentebegrotingen voor de jaren 1860-1869 (behoudens 1867) en de bijlagen bij de jaarrekeningen over 1820-1825, 1834, 1835, 1840, 1871 en 1876-1881 verloren gegaan. Maar ook andere archivalia waarvan de aanwezigheid mocht worden verwacht, zoals de repertoires van gepasseerde en geregistreerde akten en de negentiende eeuwse militaire registers, zijn niet meer aanwezig. Waarschijnlijk houdt een en ander verband met waterschade dat op onbekende data aan het archief is ontstaan. De indruk bestaat, dat de archiefstukken die als gevolg van dergelijke calamiteiten te veel waren aangetast, zonder opmaking van een proces-verbaal zijn vernietigd. In de naoorlogse periode heeft het archief in de kelder enkele malen schade ondervonden door binnengedrongen water. Ook bij de dreiging van hoge waterstanden is het archief enkele malen tijdelijk opgeslagen geweest op de zolder van het gemeentehuis.
1.3. Inventarisatie
1.4. Aanvulling op de inleiding

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
28,75