Archieven

 

Uw zoekacties: Wapenalbum van familiewapens Bommelerwaard, 1300-1850

0001 Archieven van het stadsbestuur van Tiel, 1352 - 1812 (1854)

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1.1. Geschiedenis
1.2. Regering voor 1795
1.3. Regering na 1795
1.4. Buren en gemeenslieden
0001 Archieven van het stadsbestuur van Tiel, 1352 - 1812 (1854)
1. Inleiding
1.4.
Buren en gemeenslieden
Het bestuur van Tiel kenmerkte zich oudtijds door een sterk democratisch karakter.
De wijze b.v. waarop van de 15de eeuw af-oudere aantekeningen bestaan niet- de stedelijke keuren tot stand kwamen, blijkt duidelijk uit het dienaangaande in het buurspraakboek opgetekend. De voordracht geschiedde vanwege de magistraat, de goedkeuring door de burgerij, welk in haar geheel werd opgeroepen, de vaststelling wederom door schepenvonnis *  . Tegen het midden der 16de eeuw schijnt de invloed der burgerij te zijn gedaald. Het buurspraakboek b.v. loopt slechts tot 1542, hoewel de burgerij nog in enkele gevallen is bijeengeroepen, o.a. in 1584 tot het inwilligen van lasten *  . Deze vermindering van den volksinvloed schijnt niet zonder strijd te zijn gegaan, gezien de geschillen, welke tussen bestuur en gemeente herhaalde malen zijn uitgebroken, o.a. in 1563 *  , en in 1622/23, toen de burgerij bezwaar maakte tegen het opnieuw verpachten van een accijns op de bieren, en de eis stelde vertegenwoordigd te zijn bij het opleggen van lasten en beheer der financiën. Bij die gelegenheid verzocht de magistraat aan de Landdag, een college van gemeensluiden te mogen oprichten. Daartoe is het toen niet gekomen *  .
Bij resolutie van 22 maart 1652 stelde de magistraat een college in van gemeensluiden, bestaande uit 6 personen.
De werkzaamheden van dit college bestonden hierin, dat twee der leden tegenwoordig moesten zijn bij het sluiten der stadsrekeningen, en dat zijn toestemming vereist werd bij het negotieeren van penningen ten laste der stad, het verkopen of bezwaren van stadseigendommen, het opleggen van nieuwe, of het verzwaren bestaande imposten of accijnsen *  .
Dit college, dat herhaaldelijk met de magistraat in geschil was, liet deze vervallen; in 1675 werd het geheel opgeheven *  .
Op 9 juli 1702 noodzaakte de burgerij de magistraat om 14 door de gilden daags te voren aangestelde gemeenslieden in de eed te nemen, op een door de gilden gemaakte instructie. Bij vonnis van het Hof d.d. 5 december 1702 werd verklaard dat de gilden en de gemeente niet bevoegd waren geweest, op eigen autoriteit gemeenslieden aan te stellen, en dat deze zouden worden ontslagen. Daaraan schijnt men zich weinig te hebben gestoord *  .
Op 15 januari 1703 werd door een commissie van geautoriseerden uit de gemeente de magistraat afgezet en een nieuwe benoemd.
Bij die gelegenheid diende de commissie tevens in een reglement op de aanstelling en instructie voor gemeenslieden, waarop zij het oordeel verzocht van de magistraaat. Bij resolutie van 19 januari 1703 heeft de magistraat reglement en instructie bekrachtigd en de gemeenslieden beëdigd. Zij hadden vrijwel dezelfde bevoegdheden als die van 1652 *  .
De magistraat had bij resolutie van 16 januari 1708 uitdrukkelijk het recht van de burgerij erkend, om bij vacaturen in het college van de magistraat nieuwe leden te verkiezen. Een aanmerkelijke uitbreiding van de volksinvloed! Het gevolg was het reglement op de keur van de magistraat van 6 augustus 1709. (Zie hiervoor). Op gelijken datum is toen door de burgerij en gildebroeders vastgesteld een order en reglement op de verkiezing van gemeenslieden, tevens bevattende een instructie voor dit college. Daarin werd het volgende bepaald:
Aan gemeenslieden was opgedragen om te zorgen, dat de stedelijke financiën ten beste werden bestuurd; de magistraat mocht zonder hun toestemming geen lasten opleggen, gelden opnemen, goederen bezwaren of verkopen;
gecommitteerden van gemeenslieden moesten assisteren bij alle stedelijke verpachtingen en bij het sluiten van de stedelijke rekeningen; alle aanschrijvingen van land- en kwartiersdagen moesten aan gemeenslieden worden meegedeeld. Voorts werd o.m. bepaald, dat bij geschillen tussen hen en de magistraat over posten in de stedelijke rekening, de gilden daarin zouden voorzien *  .
Het college van gemeenslieden werd opgeheven in 1747, toen aan Willem de IV het erfstadhouderschap van Gelderland werd opgedragen *  . Wat betreft het aandeel van de burgerij in de regering na 1795, kan verwezen worden naar hetgeen daaromtrent hiervoor over de regering na 1795 is meegedeeld.
1.5. Het archief

Kenmerken

Status toegang:
Toegang met onbewerkte aanvulling
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Aan de openbaarheid zijn geen beperkingen gesteld
Omvang in meters:
58