Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van de vereniging tot Verbetering van de Volkshuisve...

0678 Archief van de vereniging tot Verbetering van de Volkshuisvesting te Ochten, 1942 - 1949

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Toelichting
1. Algemeen
1.1.1. Woningwet en woningbouwverenigingen
0678 Archief van de vereniging tot Verbetering van de Volkshuisvesting te Ochten, 1942 - 1949
Toelichting
1. Algemeen
1.1.1.
Woningwet en woningbouwverenigingen
De ontwikkeling van Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw van een overwegend agrarische samenleving naar een meer industriële maatschappij, bracht grote-sociale-veranderingen met zich mee. Door de veranderingen werd aan het eind van de eeuw de 'sociale kwestie' actueel: de positie van de economisch zwakken. De sociale kwestie omvatte het gebied van onder andere de arbeidsomstandigheden, de sociale voorzieningen, volksgezondheid en ook de volkshuisvesting. Door de toenemende industrialisatie, verstedelijking en een veranderende bevolkingsopbouw was er een woningtekort ontstaan. Met name voor het laagst betaalde en minst draagkrachtige bevolkingsdeel: de arbeiders.
Op het terrein van de sociale veranderingen was in Nederland in het bijzonder de Maatschappij tot Nut van het Algemeen actief. In 1896 bracht de Maatschappij een rapport uit over het vraagstuk der volkshuisvesting, waarin voorstellen werden gedaan voor een wettelijke regeling van de volkshuisvesting. Het toenmalige kabinet Pierson-Borgesius nam het rapport als basis voor zijn concept-Woningwet. In 1901 werd het ontwerp door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. Op 1 augustus 1902 trad de wet in werking. De Woningwet gaf aan de gemeenten de bevoegdheid om in te grijpen in de woonomstandigheden (gedwongen woningverbetering, onbewoonbaarverklaringen) en om regels vast te stellen waaraan nieuwe woningbouw moest voldoen (verlenen van vergunningen voor nieuwbouw). Hierbij kregen de gemeentebestuurders-tot 1933-mede advies van plaatselijke gezondheidcommissies. Een van de belangrijkste motieven voor de totstandkoming van de Woningwet was ook de verbetering van de volksgezondheid. * 
In de nieuwe Woningwet werd ook de mogelijkheid opgenomen om financiële steun te verlenen aan verenigingen, stichtingen en vennootschappen die 'uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting' werkten. De overheid trad op als bankier door het verstrekken van voorschotten tegen een laag rentetarief, voor de aankoop van grond en de bouw van huizen. Daarnaast verleende zij subsidies ten behoeve van de exploitatie, om eventuele tekorten te dekken. Deze regels hebben de opkomst en groei van woningbouwverenigingen sterk gestimuleerd. De eerste woningbouwvereniging werd op 20 juli 1904 toegelaten. Na een voorzichtige start groeide het aantal verenigingen snel. In 1906 waren er 14 toegelaten verenigingen, in 1913 reeds 301. Een explosieve groei had plaats in de oorlogsjaren en kort daarna. Op het hoogtepunt in 1922 telde Nederland 1341 woningcorporaties. Dat jaar werd de Woningwet aangepast met de zinsnede dat toelating geweigerd kon worden 'indien de verleening daarvan niet in het belang van de verbetering der volkshuisvesting is te achten'.
Het aantal toelatingen nam nadien sterk af. Ook het totaal aantal verenigingen verminderde. Veel verenigingen bleken niet levensvatbaar; na de oprichting kwam het niet tot woningbouw. Bovendien werd geleidelijk aan de geldkraan door de overheid dicht gedraaid. De rijksvoorschottenregeling werd steeds verder ingekrompen waardoor het voor veel verenigingen moeilijk, zo niet onmogelijk, werd om de financiering rond te krijgen. De teruggang duurde tot 1945. * 
Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelden de woningbouwverenigingen of corporaties zich weer voorspoedig. De wederopbouw werd aangepakt en jarenlang is het woningtekort een belangrijk politiek item geweest. Met het stijgen van de welvaart nam ook de bouwactiviteit toe. De wederopbouw leidde ertoe dat veel gemeenten zelf een woningbedrijf instelden. Soms werd het beheer van de gemeentelijke woningen overgedragen aan de plaatselijke woningbouwverenigingen. Dit gebeurde onder andere in Echteld en Kesteren. Kort na de oorlog zijn de woningbouwverenigingen in deze gemeenten opgegaan in de gemeentelijke woningbedrijven. In Echteld gebeurde dit in 1949 en de Kesterense verenigingen gingen in 1956 over in gemeentelijke handen. Halverwege de jaren zeventig (1975) zijn deze gemeentelijke woningbedrijven weer opgegaan in de Stichting Woningbouw Betuwe.
1.1.2. Woningbouwverenigingen te Echteld en Kesteren
1.1.3. Gegevenstabellen
1.1.4. Inventarisatie
1.1.5. Literatuur
2. Vereniging tot verbetering van de volkshuisvesting te Ochten

Kenmerken

Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
0,12
Toegangstitel:
S.E.M. van Doornmalen, Inventaris van de archieven van de Vereeniging tot verbetering van volkshuisvesting te Ochten 1942 - 1949 (...)