Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Poederoijen, 1811 - 1955

3115 Archief van het gemeentebestuur van Poederoijen, 1811 - 1955

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De gemeente
2. Naam, vlag en wapen
3. Zelfstandigheid en samenvoeging
3115 Archief van het gemeentebestuur van Poederoijen, 1811 - 1955
Inleiding
3.
Zelfstandigheid en samenvoeging
De inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk in 1810 bracht een nieuwe bestuurlijke organisatie met zich mee. Weliswaar werden gedurende de Bataafs-Franse tijd voor 1810 verschillende nieuwe bestuursvormen geproclameerd, maar in de praktijk kwam daar weinig van terecht. Het gebied ten zuiden van de Waal werd geannexeerd door een traktaat van 16 maart 1810 tussen Napoleon en zijn broer Lodewijk Napoleon, toen nog koning van Holland. Op 9 juli volgde de rest van Nederland. Onmiddellijk na de annexatie werd een bestuurlijke reorganisatie doorgevoerd naar het centralistische model van het Franse keizerrijk. De dorpen in de Bommelerwaard gingen behoren tot het Departement van de Monden van de Rijn (des Bouches du Rhin), het arrondissement ’s-Hertogenbosch (Bois le Duc) en het kanton Bommel.
Ook het plaatselijke bestuur werd gereorganiseerd. In de vroegere heerlijkheden Aalst en Poederoijen werd het bestuur gevormd door geërfden, waarbij de eigenaren van de heerlijkheden, die zelf meestal de grootste grondbezitters waren, grote invloed hadden. Deze relatieve zelfstandigheid ging geheel verloren toen op 1 juni 1810 het nieuwe bestuur werd doorgevoerd. Zo ontstond een gemeente (mairie), bestaande uit de dorpen en buurtschappen Brakel, Poederoijen, Munnikenland en Loevestein en een gemeente bestaande uit de dorpen Zuilichem, Nieuwaal en Aalst. Het bestuur van die gemeenten werd gevormd door een burgemeester (maire), een adjunct-burgemeester (adjoint-maire) en een gemeenteraad (municipale raad) van tien leden. Burgemeesters werden respectievelijk J.E. Rom van Pouderoijen en W.A. Versteegh.
Lang hield deze herindeling niet stand. De oorzaken van het verzet tegen deze willekeurige samenvoegingen zijn moeilijk te achterhalen, aangezien weinig bronnen uit die tijd bewaard zijn. Wellicht speelden de relatief grote afstanden tussen de dorpen en de slechte verbindingswegen een rol. 5) Een andere factor, die in elk geval later genoemd wordt in verband met de samenvoeging van Aalst en Poederoijen, is het feit dat de financiële situatie van de dorpen verschilde en de rijkere dorpen er weinig voor voelden om de kosten van de armere dorpen te delen. 6) Op 4 augustus 1811 werd Aalst een zelfstandige gemeente en werd aanvankelijk W.A. Versteegh burgemeester, later C.J. Klop. Ook Poederoijen werd op dat moment zelfstandig, maar mogelijk was de bestuurlijke organisatie pas in januari 1812 gereed, want tot 30 december 1811 bleef Rom van Poederoijen de aktes van de burgelijke stand tekenen als burgemeester van de gemeente Brakel, Munnikenland, Loevestein en Poederoijen en werden ook inwoners van de nieuwe gemeente Poederoijen in die aktes ingeschreven. 7) Waarschijnlijk is A. Vervoorn vanaf augustus 1811 burgemeester van de nieuwe gemeente Poederoijen, waarvan ook Loevestein en het Munnikenland deel uit maakten. De vesting Loevestein behoorde voor de Franse tijd bij het gewest Holland en werd bij een wet van 20 juli 1814 officieel definitief bij de provincie Gelderland gevoegd. 8)
Eind 1813 verdwenen de Fransen, maar in het nieuwe koninkrijk bleef het streven bestaan naar grotere bestuurlijke eenheden. Op 1 januari 1818 werd het Reglement voor het platteland van de Provincie Gelderland van kracht, waarbij Aalst en Poederoijen werden samengevoegd tot één gemeente, dan schoutambt genoemd. Waarschijnlijk onder protest, want nog in 1820 werd door inwoners van Aalst een verzoekschrift ingediend met verzoek om de beide dorpen weer zelfstandig te maken. Blijkbaar is het vooral Poederoijen, dat voordeel had bij de vereniging, want in een brief van de gemeenteraad aan provinciale staten van 30 juni 1821 werd gesteld:’ ... alzoo ootmoediglijk smeeke, dat de Gemeente Aalst met de Gemeente Pouderoyen mag bleiven gecombineerd vermits het overbekend is, dat de Gemeente Pouderoyen jaarlijksch door noodlottige overstromingen geteisterd zoodanig in armoede is komen te geraken dat de ingezetenen geheel buiten staat zijn een afzonderlijk bestuur te kunnen bekostigen’. 9) Blijkbaar waren de belangen van Poederoijen in de raad sterker vertegenwoordigd dan die van Aalst. Het archief van de zelfstandige gemeente Aalst (1811-1817), waarvan zeer weinig bewaard is gebleven, is in deze inventaris opgenomen als gedeponeerd archief.
Herindelingen en samenvoegingen zouden in de West-Bommelerwaard een voortdurend terugkomend thema blijven, waarvan Poederoijen meestal voorstander was. Toen op 14 februari 1846 een Koninklijk Besluit werd afgekondigd met regels omtrent de samenvoeging van gemeenten, kwam de raad met meerderheid van stemmen tot een voorstel tot samenvoeging met de gemeenten Brakel en Zuilichem. 10) Opnieuw werden hierbij de hoge kosten van het gemeentebestuur als argument gebruikt. Hoewel jaarrekeningen uit deze periode niet zijn bewaard, moet de financiële situatie van Poederoijen buitengewoon precair zijn geweest, mede ten gevolge van het mislukken van de aardappeloogst in 1845. De raad en grondeigenaren van Zuilichem en Brakel verklaarden zich echter vrijwel unaniem tegen dit voorstel. 11) Enkele jaren later werd het weer geprobeerd, maar het stuitte opnieuw op fel verzet in Brakel en Zuilichem. 12) Een voorstel om bij een vereniging van de drie gemeenten de financiële administratie van de gemeenten gescheiden te houden, werd ook door de raad van Poederoijen afgewezen, omdat men in dat geval geen voordeel meer verwachtte van de samenvoeging. 13)
Toch bleven de inwoners van Poederoijen streven naar samenvoeging met een andere gemeente. In 1925 werd opnieuw een voorstel gedaan tot vereniging met Brakel, maar bij de bespreking van het voorstel voorzag men al de moeilijkheden. ’Zo heeft men in Brakel electrisch licht, wordt die gemeente nu met de onze vereenigd, dan zou men in Aalst en Poederoijen ook wel eens electrisch licht kunnen vragen.’ 14) De samenvoeging gaat dan ook niet door.
Na de tweede wereldoorlog werd door gedeputeerde staten van Gelderland een commissie ingesteld om de noodzaak en mogelijkheden van een gemeentelijke herindeling in de Bommelerwaard te bestuderen. De tijden waren echter veranderd: door de verlegging van de Maasmond en betere bemaling was de waterstaatkundige situatie aanmerkelijk verbeterd en daarmee ook de economische vooruitzichten. Bovendien werd sedert 1940 de ruilverkaveling in dit gebied ter hand genomen, die leidde tot grotere agrarische eenheden. 15) Het eerste rapport van de commissie in 1948 werd met eenparigheid van stemmen door de raad verworpen, ’omdat alle opgesomde voordelen in genen dele vermogen op te wegen tegen het verlies van de van oudsher bestaande zelfstandigheid, welke, zoals voor de hand liggend is, op de hoogste prijs gesteld wordt.’ 16) Een plan van minister van Binnenlandse Zaken L.A. Donker om het aantal gemeenten in de Bommelerwaard terug te brengen tot één of drie werd door de meeste gemeenten met hevige protesten ontvangen. Als compromis kwam ten slotte de wet van 24 februari 1955 tot gemeentelijke herindeling van de Bommelerwaard tot stand, waarbij het aantal gemeenten van dertien tot acht werd teruggebracht. 17) Met ingang van 1 juli 1955 werden de gemeenten Poederoijen, Zuilichem en Brakel samengevoegd tot één gemeente Brakel.
4. De gemeentelijke organisatie
5. Het Manhuisfonds
6. Archief
7. Inventarisatie
Noten
1. J.J.A. Buylinckx, De bevolking van de Bommelerwaard in 1810. In: Tussen de Voorn en Loevestein XXXI (1995), nr.90, p. 1-8.
2. S. Dumont en M. Kleijnen, Van wege den koning, Zaltbommel 1992.
3. Inventarisnummer 3115/631.
4. Inventarisnummer 3115/637.
5. Archief gemeente Brakel 1811-1955, inventarisnummer 3116/664.
6. Inventarisnummer 3115/1, vergaderingen van 26-5-1820 en van 30-6-1821.
7. Archief gemeente Brakel 1811-1955, inventarisnummer 3116/1462. Division territoriale du département des Bouches du Rhin, 4 augustus 1811, aanwezig in de bibliotheek van het Streekarchief Br-946.
8. Staatsblad 1814, no. 84.
9. Inventarisnummer 3115/1, vergadering van 30-6-1821.
10. Inventarisnummer 3115/4, vergadering van 29-4-1846.
11. Archief gemeente Zuilichem 1811-1955, inventarisnummer 3008/76 en Archief gemeente Brakel 1811-1955, inventarisnummer 3116/12.
12. Inventarisnummer 3115/630.
13. Inventarisnummer 3115/4, vergadering van 9-4-1852.
14. Inventarisnummer 3115/9, vergadering van 19-8-1925.
15. Inventarisnummer 3115/1964. N.A.H. Greve, Ruilverkavelingen. In: H.P. de Bruin (red.), Het Gelders rivierengebied uit zijn isolement, Tiel 1988.
16. Inventarisnummer 3115/634.
17. Id.
18. Staatsblad 1814, no. 46.
19. Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland, benevens de verdeling in hoofdschout-ambten en schout-ambten, Arnhem 1817.
20. Id.
21. Reglement op het bestuur ten plattenlande van de provincie Gelderland, Arnhem 1825.
22. Staatsblad, 29 juni 1851, no. 85.
23. Verordeningenblad voor het bezette Nederlandsche gebied, 3 maart 1941.
24. Inventarisnummer 3115/650.
25. Inventarisnummer 3115/2342.
26. Id.
27. J. den Draak, Gebundelde inventarissen van het archief van de heren van Rossum als beheerders van de geestelijke goederen in de heerlijkheid Rossum en het archief van het Manhuisfonds te Rossum. Arnhem, 1979.
28. R.H.C. van Maanen, Industriële activiteit te Poederoijen. In: Tussen de Voorn en Loevestein XXXIII (1997), nr. 97, p. 13-20.
29. Inventarisnummer 3115/434.
30. Inventarisnummer 3115/46.
31. Inventarisnummer 3115/440.
32. Inventarisnummer 3115/549.
33. Archief van de gemeente Brakel 1811-1955, inventarisnummer 3115/724.
34. Archief van de gemeente Brakel 1811-1955, inventarisnummer 3115/725.
35. S.M. Dumont, In: T. de Roos en J. de Roos (red.), Gemeentehuizen in Gelderland, Groningen 1995, p. 52-55.
36. J.J.A. Buylinckx, Inventaris van de archieven van de gemeenten Zuilichem, Nieuwaal en Aalst 1810-1811, Zuilichem en Nieuwaal 1811-1817 en Zuilichem 1818-1955, Zaltbommel 1996.
37. M.P.M. Kleijnen, Inventaris van de archieven van de gemeenten Brakel, Poederoijen, Munnikenland en Loevestein 1810-1811 en Brakel 1811-1955, Zaltbommel 1998.
38. R.A.D. Renting, Plaatsingslijst van het archief van de dorpspolder Aalst, 1547-1954. A.G. Gort, Archieven van het Polderdistrict beneden de Meidijk en de inliggende dorpspolders 1838-1968, Zaltbommel 1995.
39. Stukken uit de nalatenschap van de vroegere gemeente-ontvanger G. van Os (inventarisnummers 3115/1359 en 3115/1367) en stukken uit de bij het Streekarchief berustende collectie De Hoop (inventarisnummer 3115/2237).
40. Inventarisnummer 3115/459.
Bijlage: Lijsten van bestuurders en functionarissen
1. Burgermeesters
2. Wethouders
3. Raadsleden
4. Ontvangers
5. Secretarissen
Noten bij de bijlage

Kenmerken

Status toegang:
Toegang met onbewerkte aanvulling
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
45,50