Alhoewel de financiële basis door de geplaatste aandelen verzekerd was, vroeg men toch subsidie aan bij het gemeente bestuur van Culemborg, die dit verzoek aanhield tot de resultaten van de exploitatie over het eerste jaar bekend zouden zijn. Het beoogde doel, het badhuis, zou een in de Lek drijvend badhuis worden, dat na verkregen toestemming en daarna aanbesteding door B. van Bekkum uit Beusichem voor fl. 1087,82 werd gebouwd op het terrein van de branderij *  en kwam te liggen voor de spoorbrug. De ligging daar was niet definitief, want in 1889 werd in een vergadering al gesproken over een verplaatsing, hetgeen een jaar later resulteerde in een verhuizing naar een plaats tegenover de steenfabriek. Van de gelegenheid werd toen tevens gebruik gemaakt door gelijk een bank voor de wachtende personen en een wachthuisje voor de badvrouw te laten maken. *  Blijkbaar was deze ligplaats voor het drijvende badhuis nog minder aantrekkelijk dan de vorige, want in 1891 werd het weer naar zijn oude plaats bij de branderij teruggebracht. Het slepen van het badhuis was overigens een jaarlijks terugkerend ceremonieel, want voor de winters werd het naar de Haven gesleept en in het voorjaar weer naar de ligplaats voor het seizoen. Helaas zijn tot op heden de bouwtekeningen, niet gevonden, andere afbeeldingen zijn evenmin bekend. Ook uit de archivalia komt slechts een vaag beeld naar voren. Duidelijk is echter dat het geen zwembad betrof, maar een echt badhuis. Vermoedelijk bestond het uit verschillende hokjes die elk een eigen badkuip? hadden dat door aangebrachte openingen met rivierwater werd gevuld.