Ten tijde van het schrijven van het familieboek, rond 1950, waren de meeste stukken, behorende tot het familiearchief, in bezit van O.C.A. van Lidth de Jeude. Een deel van de stukken was verspreid geraakt onder familieleden. De stukken in bezit bij O.C.A. van Lidth de Jeude waren geschriften, boekwerken, aantekeningen en brieven, van de meest uiteenlopende aard. Hij vermeldt in het bijzonder de 'Oly-Podrigo off Mengel-dighten, beginnende met de Klaegende gemeente in Thyel" van ca 1703. De schrijver van het familieboek meldt dat het nuttig zal zijn dat te zijner tijd een volledige inventaris van het familie-archief gemaakt wordt en hij beveelt daarbij aan het gehele archief bijeen te houden. Het archief was niet compleet: eerder werden stukken met een omvang van 4,25 meter in bruikleen gegeven aan het Rijksarchief in Gelderland. Het eerste deel in 1924, een aanvulling in 1933. O.C.A. van Lidth de Jeude stond rond 1949 een volgend deel af. Dit archiefblok (1407-1949) is inmiddels bij het RAR, zie toegang 1633. * 
De originele dagboeken, die O.C.A. van Lidt de Jeude tijdens de periode van zijn ministerschap in Londen schreef (1942-1945), bevinden zich in het Nationaal Archief te Den Haag.
In het archief is minstens één gedeponeerd archiefje te herkennen. De stukken behorend tot de aangetrouwde familie van Rossem en de daaraan gelieerde familie Claasen waren grotendeels apart bijeengevoegd -gebundeld met een touwtje- in het archief aanwezig.
Een aantal stukken was oorspronkelijk onderdeel van het familiearchief Wilhelmy van Hasselt en is bij de inventarisatie van dat archief afgezonderd en overgedragen aan de familie Van Lidth de Jeude. Dit betreft overwegend bekendmakingen en familieberichten, maar ook een aantal brieven en stukken betreffende nalatenschappen. * 

Het beroemde Chronicon Tielense is enige tijd in bezit van de familie geweest: in 1715 berustte het in de particuliere bibliotheek van Hendrik van Lidth de Jeude. *  Daarna was het Chronicon in bezit bij enkele andere particulieren. Het handschrift werd in 1768, op verzoek van Johan van Lidth de Jeude, -de kleinzoon van Hendrik- , gestuurd naar J.D. van Leeuwen, die het Chronicon in druk liet verschijnen. *