Wij Jonker Johan Carl van Bodeck ende Doctor Johan van Lidth de Jeude Als
Schepenen der Stadt Tiel / doen Cond hiermede / dat voor ons Gecompareert ende Ersche-
nen is / Ephraim Moses / Banchouder binnen dese Stadt / ende Heeft vercoft ende
opgedragen / aen die Welgeboore Gestrenge Heer Diderick van Braeckel tot den
Braeckel / Raedt des vorstendombs Gelre ende Graefschap Zutphen Gedeputeerde
vande Staten des Nijumeeghsen quartiers / Righter ende Borgemeester der Stadt Tiel een
eenen Rentebrief van vier hondert vijf en twintigh gulden / door Borgemeesteren
Schepenen ende Raedt der voornoemte Stadt Tiel op den 27e junij 1648 aen Willem
de Vries schuldigh bekent / en waer van hij Comparant het Reght op den
30e Maij 1681 / van Elisabeth de Vries / Weduwe van Steven vander Lingen / als
Erfgenaem van voornoemte Willem de Vries / verkregen Heeft / met alle renten
Sedert den 27e December 1681 tot dato deses verschenen / ende voorders alle
Reght ende Gereghtigheijt desselven / waer door desen tegenwoordigen getransfigeert
is / ende Heeft daer op ten behoeve van Welgemelten Heere Cooper verhal=
mert ende vertegen ende gelooft te vrijen ende te waeren Erffelijck ende im=
mermeer voor ende tegens alle den genen die des ten Reghten Comen ende Staen
willen als Erfcoop Reght is / sonder Arghlist in oirconden der waerheijt hebben
wij Schepenen voornoemt dese met onse Zegelen bezegelt op den Elfden Decem=
ber xvic ende t’negentigh /
J.V.LithDeJeude Secretaris