Wij Henrick Dircssoon Richter In deser saicke Coenrait Zurmont, Huych die Goyer, Dirck van Coten ende Joost Geritssoon
Scepenen tot Culenborch oirkonden onder onsse segelen Dat voer ons quam Jan Claessoon Droich op ende gaff over
Jan Berntssoon als gasthuysmeister vanden gasthuys bynnen Culenborch tot behouff den gasthuys vurseyt Eenen
vryen eygendom van enen huyse ende erve twy tymmer so dat mit eggen mit eynden ende alle syne Rechten toebehoeren
gelegen Is aen die Achterstrait aende Meent tusschen een huys toebehoerende den gasthuys vurseyt ende Jan Vissers
uutganck aen die een syde ende Jan Claessoon vurseyt aen dander syde Ind hij verteech daer voert op tot
behouff den gasthuys vurseyt mit allen Recht als vonnisse onser scepenen wijsden dat Recht was Voirt soe
geloeffden hij desen eygendom vurseyt te vryen ende te waeren Jair ende dach ende alle voirplichten aff te doen alss
der poorten Recht Is Beheltelycken den heer ende enen ygelycken syns Rechtz sonder alle argelist Gegeven Inden
Jare ons lieffs Heren dusent vijffhondert twintich opten twintichsten dach In Aprill

Regest
1520 april 20

Henrick Dircssoon richter in deze zaak, Coenrait Zurmont, Huych die Goyer, Dirck van
Coten en Joost Geritssoon, schepenen te Culemborg, oorkonden dat Jan Claessoon overgedragen
heeft aan Jan Berntssoon, gasthuismeester, ten behoeve van het gasthuis binnen Culemborg,
een huis aan de Achterstrait aan de Meent gelegen tussen een huis van het gasthuis en Jan Visser.

In groene was de beschadigde zegels van de laatste drie oorkonders, de zegels van
de eerste twee oorkonders zijn verloren gegaan.

Met dorsale aantekening: "Den eygendoms brieff van die ny camer ende huyssinge
in die Meent alre naest die pockcamer". Afschrift in inv.nr. 1262 fol. 41 verso.
afmetingen in mm: 288 x 95

[^van de Ven nr. 336, Hokke nr. 195]