Wij Evert van Everdingen Richter inden kerspelen van Everdingen ende Zijdervelt Dirc Peterssoen Jacop Aertssoen
ende Aernt Vijnck scepenen al daer orconden onder onse zeghelen dat voer ons quam Heren Jan Moer deken
van Sinte Barbaren kerck tot Culenborch met sinen ghecoren voecht die hem ghegeven ende Ghestedicht
wart met recht als recht is droegen op ende gaven over Gerijt Gherit Melissoen tot behoeff den
gasthuus tot Culenborch ander halfven mergen lants met horen rechten ende toebehoren alsoe groot ende
alsoe cleyn als die ghelegen sijn op Golperdingen onderdeylt ende Ghemengder voeren met Wouter van
Dichteren Wouterssoen ende dat gasthuus tot Culenborch boven naest ghelant is Hubert van Culenborch

bastert ende Gherit van Coudenhoven ende beneden naest Ghelant is Jan Geeroucksoen streckende vanden Parij=
sche wech aen mijns Jonckeren wert toe van Culenborch Ende Heren Jan voerseyt met sinen voecht voorseyt
vertegen op dit voerghenoemde lant tot behoeff den gasthuus van Culenborch voerseyt met allen den
rechten als vonnisse der scepenen voerseyt wijsden dat recht was Voert soe Gheloefden Heren Jan voerseyt met
sinen voecht voorseyt eygendom te vrijen ende te waren Jaer ende dach ende alle voerkommer ende
voerplicht af te doen die voer datum des briefs daer op Ghecomen mach wesen als eerffscoop recht
is Inden lande van Culenborg behoudelijcken des heer ende een jeghelijcken sijn guet recht In or=
conden des briefs Ghegeven Int Jaer ons Heren dusent vierhondert een ende tachtich op ten zeven ende
twijntichsten dach Inden Aprijl.

Regest
1481 april 27

Evert van Everdingen, richter in de kerspelen Everdingen en Zydervelt, Dirc Peterssoen,
Jacop Aertssoen en Aernt Vijnck, schepenen, oorkonden dat heer Jan Moer, deken van St.
Barbaren te Culemborch, overgedragen heeft aan Gerijt Gherit Melissoen, ten behoeve van het
gasthuis in Culenborg, anderhalve morgen land onder Golperdingen. Welk land samen gedeeld
wordt met Wouter van Dichteren Wouterssoen en het gasthuis en waar boven naastgeland is Hubert van
Culenborch, bastaard, en Gherit van Coudenhoven en beneden Jan Geeroucksoen en wat
strekkende is van de Parijssche weg tot "aen mijns Jonckeren wert toe".

In groene was het zegel van de vierde oorkonder en de licht beschadigde zegels van
de eerste twee oorkonders en een fragment van het zegel van de derde oorkonder.

Afschrift in inv. nr. 1262 fol. 7.
afmetingen in mm: 227 x 83