ende voirt gaende uuijt  alle mijn goet dat Ick nu heb ende naemaels crijgen
mach In wat heren lande dat het tsij ende aen rede ende onrede als Ick
Maes voorscreven heb daer den ijersten termijn ende verschijn dach der betalinge
aff wesen sall opten heijligen karsdach anno vijf ende vijftich off bijnnen
den naesten veerthien dage daer naestvolgende sonder langer vertoch ende
soe voort Jaerlicx duerende erffelick ende ewelick sonder enich verminderinge 
off affcortinge van dese Jaerlicxse rente voorscreven het sij van heren offte
vrouwen scattinge off van mergengelt van dijcken van dammen van
sluijsen hoelen off moelens off van Inbreken van dijken dat godt verhuede
moet nijet uut gescheijder dan hemel val Is Maes Corneliszoon voirgenoemd
off zijnen erven sculdich de potmeijsters Inder tijt tot Culenborch alle Jaer
sculdich te betalen dese voorscreven Jaerlicxse Renth op termijn dage voorscreven
binnen der stadt van Culenborch aen handen vander boeckhouder vander Pot

bijnnen Culenborch Inder wesende commer vrij tot sijnen huijse In sijn behout
Ende waert saicke dat Maes Corneliszoon voorscreven of sijne erven  tot eniger
tijt versumelick warden Inder betalinge op enige verschijn dach soe mach
den pothmeister Inder tijt wesende off hem volmachticher daer om comen mosten
manen tot Tricht off Malsen alsulcke oncosten sij daer om deden ende teringe
mach den potmeister Indertijt off hueren volmachtige mit die verleden
verschenen ombetaelde Jaer renth Jaerlicx ende alle Jaer uutmanden ende aen
ende uut dit voorscreven onderpant ende guederen the peijnden mit die gesworen
peijnder alst des heren scult vander lande oeck sijnt voerwaerden dat Maes
Corneliszoon  voirgenoemd ofte sijnen erven dit voorscreven onderpant ende guederen voirgenoemd
vrijen ende afflossen mogen erffelick ende ewelick van der pothmeisters binnen Culenborch ende dat
bijnnen Culenborch  te doen altijt opten heijligen kersdach off bijnnen veerthien
dage mit twee hondert philippus gulden off paijment als voorscreven staet ende mede

daer bij lijggende  der voerschenen ende ombetaelde pacht Ende als Maes Corneliszoon
voirgenoemd of zijnen erven aflossen will soe sullen sij die Pot bijnnen Culenborch of die
potmeisters Inder tijt Dat een vijerdell Jaers te vorens opseggen bijnnen Culenborch En
allet voorscreven sonder argelist In oirconde der waerheijt Soe hebben wij Maes
Corneliszoon ende Jan Engbertzoon als scepenen voorscreven onsen segulen beneden aen desen
apenen brieff gehangen gegeven Inden Jaer ons heren Dusent vijfhondert vier
ende  vijftich op sijnte thomas Dach apostell Ende was besegelt mit
twee groene uuijthangende zegelen 

Regest 21 december 1554  (sint Thomasdag)
Maes Corneliszoon en Jan Engbertzoon, schepenen der dorpen Malsen en Tricht in het land van Bueren, oorkonden, dat Maes Corneliszoon voornoemd verkocht heeft aan Gysbert Willemszoon, Peter Cooll en Jan Vermuyr, pothmeesters te Culenborch, een rente van twaalf philipsguldens 's jaars, gaande uit een hofstede en landerijen in het gericht van Buren Malsen opten hogen Spijck aan de Groenenwechse stege. 
Blijkens marginale notitie is deze rente in 1554 overgeplaatst op een huis in de Rldderstrait te Culemborg.
[Van de Ven Regestnr.566]

CLX  Copie van enen rentbrief van ses gulden sijaers spreeckende
opten huijse van Cornelis Jan Berntzoon etcetera

Wij Aernt Goirdt Willemszoon ende Peter Cooll Schepenen tot Culenborch Doen
condt Dat op huijden dathe van deser voir ons In properen persone gecompareert Is
Cornelis Jan Berntzoon als zaicholt ende borge geloofden Gisbert Willem Janszoon tot behouf
des Poths binnen Culenborch ses gulden sijaers uuijt sijnen huijse ende erve soe dat
mit allen zijnen rechten ende toebehoren gelegen Is aende Achterstraet tusschen
Thoniss Cooll aen Deen zijde ende Wessel Die scipper aen Dander zijde Ende voort
uuijt alle zijn goet erflosrente vrijs gelts Te betalen Jaerlicx opten seven ende
twintichsten dach In Novembri off binnen veerthien dagen daer naestvolgende
ombegrepen daer nu opten seven ende twintichsten dach In Novembri Alsmen
scrijven sal duijsent vijfhondert vijf ende vijftich die ijerste Renth van omcomen
ende verschijnen sall Ende soe voirt aen van Jaer te Jaer Geschieden dese betalinge
Jaerlicx nijet ten dage voorscreven soe machmen dat uuijtpanden aenden huijse ende
erve voorscreven Ende voorts aen alle goets Rede ende onrede als Cornelis Jan Berntzoon

voorscreven zijnen erven ende nacomelingen Inder tijt hebben alsmen pacht en vrij renth
gewoentlicken Is te panden Inden scependom van Culenborch beheltelicken altijt
Cornelis Jan Berntzoon voorscreven zijnen erven ende nacomelingen horen euwijgen erflosse
aen dese voorscreven Rente te behalden Te lossen op dagen ende termijnen voorscreven mit eens
Ddie somme van hondert gulden hollants tot twintich stuver dat stuck lopens
gelts als In tijt Der aflossinge Daer voer binnen Culemborch gancklaec
ende geeff zij voer Dat hooft gelt ende mit die verschenen ende ombetaelde rente
Ende Alidt Willem van Oirdts huijsse gelooft Cornelis Jan Berntzoon voorscreven
scadelois te houden Ende Roelof Claes Janszoon gelooft Alidt Willem van Oirdts huijsse
zijn moije hier van scadelois te houden sonder argelist In oirconde hebben wij
scepenen voirgenoemd elcx onsen segel aen desen brief gehangen Gegeven Inden Jaer  
ons heren Duijsent vijfhondert vier ende vijftich opten XXVII^en dach In
Novembrij Onderteijkent Christiaen Diericxzoon ende was besegelt mit twee
groene uuthangende segelen

Regest 27 november 1554
Aernt Goirdt Willemszoon en Peter Cooll, schepenen te Culenborch, oorkonden, dat Cornelis Jan Berntzoon toegezegd heeft aan Gisbert Willem Janszoon ten behoeve van den Poth eene rente van zes guldens 's jaars, gaande uit zijn huis aan de Achterstraet. 

Desen brieff is
verleijt bij advijs
bij sommige vanden
gerichte opten huijse
van Jan Back ende
Marijken zijn huijsfrou
bij tijden Ffrans Noesten
als boeckhouder Int
Jair ons heren duijsent
vijffhondert drie ende
tsestich opten XVII^en
Augusti nae vermoe
gens die nijenwen
brief dair van wesende
welcke hier nae folio LXXI
geregistreert staet

CLXI Copie van een rentbrief van twaelf gulden sijaers sprekende op
Drie mergen Lants gelegen op Zijdervelt toebehorende Heijmen
Jan Heijmenszoon

Wij Jan Dircxzoon Starck ende Arijaen Willemszoon Schepenen Inde kerspelen van
Everdingen Zijdervelt ende Honswijck oircondt onder onsen zegelen Dat voer ons
quam Heijmen Jan Heijmenszoon als zacholt ende borghe ende geloofden voer hem ende

In de marge:
Op denselve rentte is
gelost aen mij Jan
Toenisz Kerkhoff als
potmeister Inder tijt ter
somma van vijfftich
carolus guldens den
ii den.Augusti anno
1581