Wij Scholtus / Borgermeijsteren / ende Scepenen der Stadt Culenborch / Doen condt ende kennelick eenen ijder dat op huijden date deses voer ons In eijgener persoonen erschenen zijn
Hendrick Janszoen als Schout vanden Brouck / Gerrit Hermanszoen / Aert Jan Joostenssoen / ende Wijn Corneliszoen als heemraden deses lants van Culenborch / ende hun verthoont
ende voergelesen zijnde tonsen Genedige ende heere opene ordonnantie ende Octroije bij zijnder Genediger hant onderteijckent ende cleijnen zegel bezegelt de date de derden Junij deses
Jaers Sestienhondert onder andere medebrengende zij comparanten gehouden te zij weesen alsulcke vierhondert Ses ende tachtentich gulden bij den Gerichte tot
betalonge vanden lesten termijn der Restauratie des nieuwen dwarsdijck In Betuwe op hun credit vanden huijsarmens affgeloste Penningen opgeheven op des gemeenlants
goederen / omme Jaerlicxe Rente naer behoiren te vestigen / alsoe dat deselve huijsarmen daer mede bewaert ende verzeeckert mochten weesen ende blijven / allet breder
Inhoudens den voirscreven Octroije doer dese mede ^doer getransfixeert ende bezegelt /. Soe Ist dat zij doer cracht vandien voer huer ende huere naecomelingen In offitium
Willem Philipszoen Inder tijt huijsmeijster In behoeff der twaelff huijsarmen ofte proveniers opden Havendijck belooft hebben ende beloven bij desen / de somme van dertich
gulden ses stuvers tot twijntich stuvers den gulden Jaerlicx / Te betaelen In tween termijnen als deenen rechte helfte opden sesten Aprilis / ende dander helfte opden sesten

Octobris off binnen veertien dagen naer elcken termijn ombegrepen sonder langer vertreck daer van al bereetz deerste Rente van omcomen ende verschenen Is deen helft den sesten Aprilis ende dander helft den sesten Octobris beijde verleden al In desen Jaere Sestienhondert ende soe voorts van Jaer te Jaer / ende dat op ende uuijt
alle der voirscreven gemeen lants goederen / Incomsten / ende vordelen die deselve heeft ende noch vercrijgen / mach / egeen uuijtgescheijden hoe die genoempt moegen zijn / omme bij
gebreck vanden Jaerlicxe betalonge der voirscreven Rente ende op ijder termijn als voer deselve daer aen te moegen verhaelen mit pandonge als men pacht ende vrij Rent gewoelicken
Is te panden In den Schependom van Culenborch /. Voerbehoudens den voirscreven gemeenen lande huere euwigen erfflosse aen dese voirscreven Rente te behalden / Te lossen
op dagen voirnoemt mit der voirscreven vierhondert ses ende Tachtentich gulden hooftsoms / den gulden ten prijse als voer /. Te weeten op ijder termijn mitte Rechte helfte
afslaende de Jaerlicxe Rente naer advenant / mitsgaders allen verschenen ende ombetaelde Renten / sonder arch /. Des wij ten oirconde deser voirscreven  Stadts zegel
ad causas hier onder aen doen hangen hebben / Inden Jare ons Heeren duijsent Seshondert / op den soeven ende twijntichsten Novembris / naer den
alden schrijven.
                                                          Dominus van Baden
                                                               1602

Regest
1600 november 27

Schout, burgemeesters en schepenen van de stad Culemborg oorkonden dat Hendrick
Janszoen Schout van den Brouck, Gerrit Hermanszoen, Aert Jan Joostenssoen en Wijn Corneliszoen,
heemraden "deses" lants van Culemborg toegezegd hebben aan Willem Philipszoen, ten
behoeve van de twaalf huisarmen of proveniers op de Havendijck, een rente van dertig gulden en zes
stuivers per jaar afkomstig uit de "gemeen lants goederen".

Het stadszegel ad causas is verloren gegaan.

Ondertekend door van Baden.
afmetingen in mm: 321 x 100

[^Hokke nr. 377]