Wij Adriaan de Rook en Meester Arnold Goris Schepenen in den Edelen
en Hoogen Gerichte van Zuijlichem tuijgen dat voor ons gekoomen is: Johan Ferdinant
Mauritz Schout te Nederhemert, en heeft met consent van den Hoog Welgebooren Heere, der
selve Vrije Heerlijkheijd, voor eene somma van ses en sestig guldens, die Comparant bekende
ontfangen te hebben, [doorhaling] ^{getransporteert} en opgedraagen aan Maria Mauritz weduwe van wijlen
den Schout Adriaan van Dieden, om erffelijk te hebben en besitten ongeveer eenen mergen
weijland onder Aalst geleegen, genaamt den Kerken mergen, waar naast geland oost de [Kaade]
west Willem Bruijgom, Zuijden de getransporteerde in desen, en ten noorden Jochem Dam
Vel qui de jure etc. met laste vande bovenste roeij dijk in de Hooge Schouw van Bommel
te weerd, aan het Wels Rijnd ontrend het huijs van Jan Vermaas geleegen, waar boven naast
gedijkslaagt is Aart Roijens, en beneden t kind van Heijmen vande Griend, ofte wie etc.
ofte wel soo groot en kleijn voorschreven land en dijk geleegen is, verder Dijk en tijns vrij, edog
met sodane servituijten en geregtigheden van tuijn, sloot, straat, Cade wetering, uijt
off doorwegen, dorps gemeijne Dijken, Cribben en C...tualen, soo daar toe met regt mogte
behooren, beloovende Comparant aqualitate qua t selve goet te suijveren vande verponding 1744 ¼ 1745.
verschott 1745. en amptslasten 1744. alle incluijs, mitsgaarders penning waarschap. In oirconde
onse Letteren gegeven int jaar onses Heeren duijsend Seven honderd Seven en Veertigh
den sestienden Maij
             C: Verzijl  secretaris

[^Linker zijkant]
Gemunieert met Zegel van vier stuijver.