Wij Hendrik de Ruuk en Adriaan Snoek
Schepenen in den wel Edelen en Hogen Gerigte van Zuij=
lichem tuijgen dat voor ons gekoomen zijn Jan Goosen
van Poederoijen en Erke van Son Egtelieden, en hebben voor eene
somma van vijff en negentig gulden waar van sij bekenden
voldaan en betaald te sijn, getransporteert en opgedragen
aan Lijsbet de Boeff weduwe van Dirk Coolhaas, om in
Eijgendom Erffelijk te hebben en besitten, ongeveer twee hond
Boomgaard en Bos in 't Hamblock op Aalst gelegen, alwaer
Oost Dirk Goverts van Aalst, West Aart van Hemert, Zuijden
Claas voor de Wijnd, en Noorden Hendrik Robijman vel qui
de Jure etc. en soo groot en klijn 't selve gelegen is, dijk, tijns
en Erffpagt vrij, met sodane servituten en geregtigheden
uijt off doorwegen, als daer toe van ouds behooren, belovende
Comparanten te suijveren de verponding tot 1765 en 't verschot
1766 beijde incluijs, en het selve goet te waaren ten Landregten
sijnde quitantie van den 40.sten penning aan ons Schepen gebleken
en overgegeven. In Oirconde onser letteren gegeven inden jaare
onses Heeren Duijsent Sevenhondert agt en Sestig den
Negentiende Januarij
Gemunieert met een Zegel van 4 stuijvers
In kennisse van mij
H:D:Ruuk A:Snoek C: Verzijl secretaris