Wij Meester Gerard Vermeulen, en Meester Hendrikus Cornelis
Mestreecker Schepenen der stad Zalt Boemel tuijgen, dat voor ons com=
pareerden Jurrien van der Meijde, en Dirtje van Renswou Egte Lieden
en bekennen ter zaeke van verstrekte penningen wel en deugde=
lijk schuldig te zijn aan Maria de Bruijn weduwe van Beusekum,
een som van tachentigh gulden die zij beloven te restitueeren
aan deselve off haar regt hebbende op den eersten Augustus 1700.
twee en tachentigh met vier gulden voor rente van dien,
en soo die penningen met believen van voornoemde weduwe
van Beusekum dan langer bleeven staan, soo belooven Comparan=
ten van die tijd affaan daar van al verder renten te betaalen,
jaarlijx ad vijff pro cento, tot aflossing toe, welke ten allen tijde
zal moeten geschieden, zoo ras het word aan off opgezegt, waar
voor Comparanten verklaaren te verbinden haare persoonen, hebben=
de en vercrijgende goederen, op verband, en met submissie als naa
reghten. In waarheids oirconde deese onse Letteren gegeeven ophee=
den den twee en twintigsten November 1700. een en tachentigh.
gemunieert met Quartiers Zegel van 4. stuivers
in kennisse van mij
G:Vermeulen H:C:Mesteecker L:Essenius .