Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van de Dorpspolder Buurmalsen, 1679 - 1827

0440 Archief van de Dorpspolder Buurmalsen, 1679 - 1827

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1.1. Algemeen
1.2. Polderbestuur
1.3. Rekeningen
1.4. Taken
1.5. Conceptreglement van veldpolicie * 
1.6. Geschil over het recht van de ciering van 33 jaar
0440 Archief van de Dorpspolder Buurmalsen, 1679 - 1827
1. Inleiding
1.6.
Geschil over het recht van de ciering van 33 jaar
Op 23 en 27 april 1790 werd door de vice-drossaard mr. L. van den Casteele in respectievelijk Tricht en Buurmalsen een ciering verricht, die aanleiding gaf tot een meningsverschil tussen hem en de schout, schepenen en buurmeesters. Deze laatsten weigerden de tijdens de ciering opgestelde lijsten ondertekend te retourneren. Door de vice-drossaard werd tegen deze gang van zaken geprotesteerd bij de Grafelijke Raad, die vervolgens op 3 juni schout, schepenen en buurmeesters om uitleg voor hun handelwijze vroeg. Door schout, schepenen en buurmeesters werd vervolgens aan de Grafelijke Raad een schrijven gericht, waarin men de bezwaren tegen de ciering uiteenzette. Hierbij wilde men op de eerste plaats de bewuste ciering toelichten en op de tweede plaats '...de ongehoudentheijd en beswaar, welke daar teegens plaats heeft...'. Voor de bewuste 23 april had de vice-drossaard schout, schepenen en buurmeesters verzocht alle bomen, tuinen etc. op te schrijven die op de wegen of '..het gemeen...' mochten staan. Ook die bomen moesten worden opschreven waarvoor geen toestemming was gegeven; deze laatste waren met een teken gemerkt. De hiervoor in aanmerking komende eigenaars of gebruikers van de landerijen waren aangezegd de gecierde bomen te verwijderen. De vice-drossaard was vervolgens van alles op de hoogte gesteld. Schout, schepenen en buurmeesters verwachtten niet dat een 'rantsoering' zou plaatsvinden. De meeste van de eigenaars of gebruikers hadden inmiddels aan de ciering voldaan. De vice-drossaard verzocht echter om hem te vergezellen zodat hij ter plaatse '...:zoude goedvinden om de aanwijsing te doen'...'.
Door schout, schepenen en buurmeesters werd hiermee ingestemd. Toegezegd werd die bomen, tuinen, schuren etc. aan te wijzen zoals die volgens de vice-drossaard genoteerd stonden in een lijst opgesteld tijdens een ciering die 33 jaar terug door de vice-drossaard Jongbloet was verricht en '...welke lijst zijn Wel Edele wel in de hand had, maar aan ons niet vertoond heeft...'. Van den Casteele liet aantekeningen maken van wat hij liet eieren, dit ondanks hevige protesten. Hij werd erop gewezen dat er geen wet of resolutie van de souverein bekend was op grond waarvan de drossaard of de vice-drossaard gemachtigd was om alle 33 jaren ' ...ter presentie off ten overstaan van ons alleen een chiering te mogen doen.' Noch dat de eigenaars en in- en opgezetenen hieraan gehouden waren of te moeten 'randsoeneren' of af te kopen. De vice-drossaard kon het tegendeel niet bewijzen. Ook kon hij niet aantonen gerechtigd te zijn om de bomen, huizen, schuren staande in of op de voet van de dijk en particuliere kaden te mogen eieren. Schout, schepenen en buurmeesters schroomden dan ook niet hun bezwaren bij de vice-drossaard te brengen \..voor al bij gelegentheijd toen zijn WelEd had opgechierd en doen opteekenen de huijsjes en schuurtjes van verscheijde armen en minvermogende Leden welke te Trigt in of op den voet van den Dijk stonden...'. De vice-drossaard baseerde zich hierbij naar zijn zeggen op de lijst van de overleden vice-drossaard Jongbloet, '..dog het welk zijn WelEd egter op de gemfeltje lijst heeft doen doorschrappen...'.
De gevolgtrekkeningen die schout, schepenen en buurmeester uit het gebeurde trokken waren, dat niet alleen de respectievelijke dijkscolleges het recht van ciering hadden, maar ook dat de eigenaars van de landerijen woonachtig binnen en buiten het graafschap Buren hun verantwoordelijk zouden houden voor de bewuste algemene ciering gehouden door de vice-drossaard in hun aanwezigheid en met hun instemming, zonder dat dit gegrond was op een grafelijke wet of resolutie. Men sprak de vrees uit zelfs gedagvaard bij de Grafelijke Raad te worden '...om gemantineert te worden bij hun [de eigenaars] regt.' of bij de graaf te worden aangeklaagd. Om een en ander alsnog te kunnen rechtzetten was de bewuste lijst van de ciering door Van den Castele uitgevoerd, niet ondertekend. Vervolgens verdedigden schout, schepenen en buurmeesters het door hun ingenomen standpunt. Zij waren van mening dat de schout, schepenen en buurmeesters van de heerlijkheden in het graafschap Buren belast waren in elke polder met het politie-toezicht. Dit hield ook het eieren en vervolgens laten kappen/verwijderen van bomen en tuinen die de openbare wegen of gemeenten in eniger vorm benadeelden in '...zoo als zulks van outs gebruijkelijk is geweest..'. Dit recht was door Maximiliaan D. Egmont graaf van Buren op 12-8-1545 in de stadslegger van Buren vastgesteld: 'Item voort zoo ordineren Wij en beveelen ernstiglijk dat men voortaan alle jaar twee maal de weegen in den Landen zal chieren ende schouwen, om die in goede reparatie te houden...'. Zo mocht men ook die bomen chieren die ten onrechte op wegen aangeplant waren, waarbij naast een verbeurdverklaring van de bomen een boete vn 2 oude schilden kon worden opgelegd. Verder was men ook bevoegd alle dijken en kade op de gebruikelijke schouwdagen eieren en schouwen '...op de gewoonelijke breuke...'.
Ook de ordonnantie van Albert heer van Buren van 14-4-1393 regelde het poten van gewassen en bomen langs weteringen en gemene veldwegen. Aan de dijkscolleges was op grond van hun dijkbrieven het recht van ciering toegestaan over de bomen, huizen en schuren in of op de voet van de dijk staanden. Op grond hiervan was voor de Hennisdijk voor zover op Trichts grondgebied en de Trichtse kade een dijkgraaf met 4 heemraden belast met ciering en schouw. Voor zover de Hennisdijk op Buurmalsens grondgebied lag waren de drossaard, schout en schepenen van Buurmalsen belast met de ciering en schouw. Zowel de Hennisdijk als de Trichterkade behoorden echter niet tot de gemeente, maar waren door de eigenaars van
de landerijen waarover dijk en kade lopen in de generale schouw ondergebracht. Hetzelfde was ook van toepassing op de Meersteeg en de Middelweg, die ook niet aan de gemeenten behoorden maar eigendom waren van de eigenaars van de landerijen waarover zij liepen, maar welke ook aan schout en schepenen in ciering en schouw waren gegeven. Daarnaast waren ook enkele huizen en schuren die op grond van het Reglement van 1699 art. 25 belast waren met een tijns of erfpacht uitgezonderd van de ciering. Men verweet dan ook de vice-drossaard en enkele van zijn voorgangers onvoldoende van de situatie op de hoogte te zijn geweest: '...in een erroneus begrip...'. Daarnaast waren zowel de drossaard als de vice-drossaard niet bevoegd om op persoonlijke titel een generale en '..eygenwillige...' ciering te doen. Er waren geen bewijzen dat met voorbijgaan van de verscheidene colleges de drossaard door de graaf bevoegd was tot een algemene ciering. Ook het reglement van 1699 weersprak deze bevoegdheid. Verder verwees men naar het besluit van de Grafelijke Raad waarin de uitspraak van de vice-drossaard de ciering '...volgens gewoonte...' te hebben gedaan. Met andere woorden niet op basis van een grafelijke wet of besluit maar louter alleen op basis van gewoonte was de bewuste ciering uitgevoerd. Schout, schepenen en buurmeesters erkenden dit 'gewoonterecht' niet. Hun inziens kon een 'tijdelijke' drossaard '...geen gewoonte invoeren tot verkorting van de Wet en het regt van den Souverain alsmede tot benadeeling van de respective Collegien...'. In haar resolutie van 3 juni verklaarde de Grafelijke raad overigens dat '...van de voorige schouwe niets legaals gebleeken was...', althans deze uitleg gaven de schout, schepenen en buurmeesters aan de tekst. Want de resolutie was gebaseerd op de 'vooronderstelling' dat...!
Daarnaast kwam het schout, schepenen en buurmeesters het bestaan van een dergelijke bevoegdheid van de (vice-)drossaard vreemd voor, de eigenaars van de landerijen in het graafschap Buren kregen dan een andere positie dan andere streken in de Republiek. Want net als in andere delen van de Republiek en in de grafelijke domeinen had elk college in het graafschap Buren het recht van eieren en schouwen. Wanneer de eigenaars en ingezetenen niet aan hun verplichtingen voldeden, werd hun naast een geldboete ook betaling van de kosten van het weer in orde brengen van het gecierde/geschouwde opgelegd. Zowel de drossaard als de vice-drossaard zouden dan op grond van gewoonterecht bevoegd zijn om alle 33 jaren een generale ciering te mogen voeren over dijken, wegen, kaden en gemeenten, normaliter een bevoegdheid van de onderscheidene colleges. Nalatigen kon hij dan dwingen alsnog aan hun verplichtingen te voldoen, over te gaan tot 'rantsoenering' of tegen een door hem vast te stellen geldsom de verplichtingen af te kopen. Tegen deze handelwijze tekenden schout, schepenen en buurmeesters dan ook een streng protest aan: '...Hetgeen zeer bezwaarlijk niet alleen voor het algemeen welsijn maar ook voor ieder eijgenaar van onroerende goederen in het bij zonder. Gelet de transporten van onroerende goederen binnen desen Graafschappe niet meede brengen. Dat die goederen beswaart zijn met een 33 jarige ransoeneeringe off afkoopinge.
Terwijl ook die randsoenering of afkooping geen de minste voordeel aan de Eijgenaar kan toebrengen, want bij aldien men iets ransoeneert of afkoopt, dan koopt men en verkrijgt men daardoor een regt om zijn huijs, schuur, muur, boomen etc welke opgechiert zijn en dus geamoveert moeten worden te mogen laten staan...'. In de praktijk hield dit een recht van onbeperkte tijdsduur in, ware het niet dat de (vice-)drossaard een andere opvatting had. Huizen, schuren, muren, bomen etc. die al meer dan 40 jaar ter plaatse stonden en reeds eerder gerantsoeneerd waren, moesten nu toch hetzij gesloopt hetzij opnieuw gerantsoeneerd worden. De eventuele geldopbrengst was bestemd voor de drossaard, de kosten van de inning kwam ten laste van de polders of dorpen! Dit laatste was niet in overeenstemming met eerder genoemd reglement van 1699 en het besluit van de grafelijke raad d.d. 26-3-1779. Door schout, schepenen en buurmeesters werd op grond van bovenstaande dan ook geopperd dat '...dus de zoo gewilde gewoonte zoude ingevoerd zijn om den Heere Drossaard in der tijd een groote summe geldt te doen genieten...'. Een dergelijke rantsoenering of afkoop gedaan zonder een grafelijke wet of resolutie en zonder de instemming van het bevoegde college had geen waarde.
Bij de eerstvolgende 'wettelijke' ciering kon alsnog een geldboete worden opgelegd en het desbetreffende object worden gesloopt. In feite kon het niet worden toegestaan dat objecten die op eniger wijze het algemeen belang benadeelden na betaling van een afkoopsom konden blijven staan. Aan deze vorm van rechtsonzekerheid diende een einde te komen daar '..veele behoeftige In- en Opgeseetenen welke met veel moeijte voor vrouw en kinderen de kost moeten winnen geheel zoude gerenueert geraken. Ja daar door zoude elk afgeschrikt worden om in desen Graafschappe zich weerder te setten off huijsen en landerijen aan te kopen...'. Aan de Grafelijke Raad werd om advies gevraagd hoe verder te handelen in deze, het onderwerp kwam niet meer ter sprake in de dorpsvergadering.
1.7. Inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1679 - 1827
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
0,12
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de dorpspolder Buurmalsen, 1679-1827