Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Nederhemert, 1811 - 1955

3128 Archief van het gemeentebestuur van Nederhemert, 1811 - 1955

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Gemeentebestuur 1)
3128 Archief van het gemeentebestuur van Nederhemert, 1811 - 1955
Inleiding
1.
Gemeentebestuur 1)
De vestiging, na de komst van de Fransen, van de Bataafse Republiek in 1795 betekende het einde van de Republiek der Verenigde Nederlanden en het begin van de moderne tijd. De door de Fransen en de hen steunende Nederlandse patriotten beloofde 'Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap' verloren al snel hun glans. De Nederlandse belangen werden ondergeschikt gemaakt aan de plannen van Napoleon. Dat leidde onder meer tot zware oorlogschattingen en invoering van de dienstplicht. De Bataafse Republiek moest in 1806 plaats maken voor het Koninkrijk Holland onder koning Lodewijk Napoleon, broer van Napoleon. Om nog beter ingeschakeld te kunnen worden in de Franse politiek werd Nederland in 1810 zelfs ingelijfd bij het Franse Keizerrijk. De Franse wetten en centralistische bestuursstructuur werden hier ingevoerd. De opluchting was groot toen de Fransen eind 1813 wegtrokken uit ons land en de latere koning Willem I terugkeerde uit Engeland en in Scheveningen voet aan wal zette. Toch zijn er in de Bataafs/Franse tijd (1795-1813) heel wat blijvende, positieve veranderingen tot stand gekomen, bijvoorbeeld op het gebied van de wetgeving en belastingherziening. Nu niet meer weg te denken zaken zoals de burgerlijke stand en het kadaster zijn in die tijd, naar Frans voorbeeld opgezet.
In Nederhemert was voor 1795 de invloed van de op het kasteel zetelende heren of vrouwen bijzonder groot, zowel op sociaal, kerkelijk, economisch als bestuurlijk gebied.2) Het ontstaan van de burgerlijke gemeente Nederhemert en de afschaffing in 1798 van alle heerlijke rechten hadden grote veranderingen kunnen brengen. Het reeds snel na 1795 weer vrijwel teniet gaan van de rechtstreekse invloed van de dorpsbewoners op de verkiezing van het gemeentebestuur en de bijzonder sterke positie van de vrouwe van Nederhemert zorgden er echter voor dat in het dorp veel bij het oude bleef. 3) De rentmeester van de heerlijkheid in die tijd, O.F. van Ommeren, was tevens richter en dijkgraaf en zou in 1810 de eerste notaris en de eerste burgemeester (maire) van Nederhemert worden.
Van de burgelijke gemeente Nederhemert vanaf 1795 tot aan 1811 zijn in het in deze inventaris beschreven archief geen stukken bewaard gebleven. Vandaar dat de hierna volgende nadere beschrijving van de bestuursinrichting aanvangt met 1810.
Het ten zuiden van de Waal gelegen gedeelte van ons land werd bij het Franse Keizerrijk ingelijfd ingevolge een op 16 maart 1810 gesloten traktaat tussen Napoleon en zijn broer Lodewijk Napoleon. 4) De rest van Nederland volgde in juli van dat jaar. Spoedig daarna kwam een nieuwe departementale, bestuurlijke indeling tot stand. Gelderland ten zuiden van de Waal behoorde voortaan tot het arrondissement 's-Hertogenbosch van het Departement van de Monden van de Rijn (Departement des Bouches du Rhin). Het overige deel van Gelderland ressorteerde vrijwel geheel onder het Departement van de Boven-IJssel. Ieder departement stond onder leiding van een prefect bijgestaan door een sous-prefect in elk arrondissement. Nederhemert behoorde binnen het arrondissement 's-Hertogenbosch tot het kanton Bommel.
Op basis van een keizerlijk decreet van 14 mei 1810 ontstond met ingang van 1 juni 1810 een nieuwe gemeentelijke indeling in het gebied bezuiden de Waal. Vele plaatsen en heerlijkheden werden samengevoegd. Nederhemert bleef echter een aparte gemeente, waarvan het grondgebied samenviel met dat van de oude heerlijkheid. De gemeenten werden mairieen genoemd met aan het hoofd een maire (burgemeester), die werd bijgestaan door enkele municipale raden oftewel gemeenteraadsleden. 5) Naast de gemeentebesturen waren in de Bommelerwaard de aloude geerfdenorganisaties, waarvan de burgerlijke gemeenten een aantal taken hadden overgenomen, blijven bestaan. Zij gingen verder door het leven als dorpspolders en waren voornamelijk belast met lokale waterstaatszorg. Tot een goede competentie- en boedelscheiding tussen de beide organisaties kwam het niet.
In 1811 voerden de Fransen in Nederland de scheiding door tussen rechterlijke macht en administratief bestuur. Dit betekende dat de plaatselijke besturen hun bevoegdheden ten aanzien van de rechtspraak verloren.
Na het vertrek van de Fransen eind 1813, veranderde er aanvankelijk niet veel. De grenzen van de departementen bleven voorlopig gehandhaafd. Om Gelderland ten zuiden van de Waal weer te verenigen met de rest van het gewest werd bij Soeverein Besluit van 26 februari 1814 een gedeelte van het Departement van de Monden van de Rijn gevoegd bij het Departement van de Boven-IJssel. Het betrof het arrondissement Nijmegen en het kanton Zaltbommel van het arrondissement 's-Hertogenbosch. Het kanton Zaltbommel kwam te ressorteren onder het arrondissement Tiel. Aangezien tot het arrondissement Nijmegen ook de Brabantse kantons Grave, Boxmeer en Ravenstein hoorden betekende dit besluit nog niet het definitieve herstel van de oude grens tussen Noord-Brabant en Gelderland. Krachtens de grondwet van 1814 werden de oude namen van de gewesten opnieuw ingevoerd. De gewesten heetten voortaan provincies. Het duurde nog tot september 1814 voordat de oude grenzen definitief werden hersteld.
Wat betreft het bestuur en de administratie van de gemeenten had het herstel van de Nederlandse soevereiniteit ook geen ingrijpende wijzigingen gebracht. Wel werd er weer gesproken van burgemeester in plaats van maire, van gemeente in plaats van mairieen en niet meer van municipale raad, maar van gemeenteraad. Aan de door de Franse ingevoerde bestuursinrichting kwam in Gelderland pas definitief een einde met ingang van 1816 voor de steden en met ingang van 1818 voor het platteland.
Het bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1817 vastgestelde 'Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland' verdeelde het platteland in hoofdschoutambten en schoutambten (ook wel gemeenten genoemd). 6) Het trad op 1 januari 1818 in werking. De heerlijkheid Nederhemert vormde een schoutambt dat hoorde tot het hoofdschoutambt Bommelerwaard. De hoofdschout van de Bommelerwaard oefende toezicht uit op de gemeentebesturen en diende het provinciale bestuur van advies. De schout of burgemeester was het hoofd van het plaatselijke bestuur. Hij werd bijgestaan door twee assessoren (wethouders) uit de gemeenteraad. Samen vormden zij het dagelijks bestuur. De gemeenteraad van Nederhemert bestond naast de schout uit vier leden. De schout was voorzitter van de gemeenteraadsvergaderingen en van de vergaderingen met de assessoren. Bij het staken van de stemmen had hij een beslissende stem. Hij was belast met de uitvoering van de besluiten van de raad en de handhaving van wetten, verordeningen en keuren. De gemeenteraad stelde de plaatselijke verordeningen vast en had verder voornamelijk een taak ten aanzien van de gemeentelijke financien.
In tegenstelling tot in de steden hadden op het platteland de inwoners geen enkele invloed op de verkiezing van de schouten en de gemeenteraadsleden. De in 1798 afgeschafte heerlijke rechten waren ten aanzien van de benoemingen gedeeltelijk en voorlopig hersteld in 1814. 7) Het 'Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland' van 1817 bracht een nadere regeling voor de rechten van de eigenaren van heerlijkheden ten aanzien van de benoemingen van de gemeentelijke bestuurders en functionarissen. Op basis daarvan mocht de heer van Nederhemert een voordracht doen aan de koning voor de benoeming van een schout. De assessoren werden jaarlijks aangewezen door Provinciale Staten uit een voordracht door de gemeenteraad. Over die benoeming moest de heer van Nederhemert gehoord worden. De raadsleden werden eveneens door Provinciale Staten aangesteld uit een door de heer op te maken dubbele nominatie.
Plaatselijke verordeningen kon de raad pas vaststellen na de heer daarover gehoord te hebben. Indien hij zich er niet mee kon verenigen moest de zaak ter beslissing worden voorgelegd aan Provinciale Staten. In plaatsen waar de functies schout en secretaris door een persoon werden bekleed, zoals in Nederhemert, geschiedde de benoeming tot secretaris door de koning op voordracht van de heer. De gemeente-ontvanger werd door de Staten benoemd eveneens op nominatie van de heer. In een afdoende regeling van de betrekkingen tussen dorpspolders en gemeenten was niet voorzien. Het reglement bepaalde slechts dat de verhoudingen tussen de 'gemeente?, dijks-, polder-besturen en marken' vooralsnog als vanouds geregeld bleven. 8) Een zekere invloed van de eigengeerfden op het administratieve bestuur van de dorpen bleef echter bestaan. Ten aanzien van het vaststellen van de gemeenterekening werd bepaald dat daar evenveel eigengeerfden bij aanwezig moesten zijn als er raadsleden waren. De schout mocht deze geerfden uitzoeken en oproepen, maar in heerlijkheden, zoals Nederhemert, moest de eigenaar van de heerlijke rechten daaronder zijn.
Het nieuwe reglement op het bestuur van het platteland in Gelderland, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1825, bracht geen wijziging in de indeling van de gemeenten. 9) De hoofdschoutambten werden voortaan districten genoemd en stonden onder leiding van een districtscommissaris. De term schoutambten verdween, sindsdien werd nog slechts van gemeenten gesproken. De benaming schout maakte weer plaats voor burgemeester, maar de Franse aanduiding assessor bleef gehandhaafd. Onderscheid bleef bestaan tussen de steden, die reeds in 1824 een nieuw reglement hadden gekregen en die nog steeds geen onderdeel uitmaakten van de districten, en plattelandsgemeenten. Het aantal raadsleden werd in Nederhemert op zeven gebracht, inclusief de burgemeester en de twee assessoren. De burgemeester en de secretaris werden benoemd door de koning, de assessoren door de Gouverneur van Gelderland en de leden van de raad en de gemeente-ontvanger door Provinciale Staten. De bevoegdheden van de heren van de heerlijkheden ten aanzien van de benoeming van deze dorpsfunctionarissen werden wat nauwkeuriger omschreven, maar bleven onverminderd van kracht. Alle benoemingen geschiedden voor zes jaar, met dien verstande dat elke twee jaar zoveel mogelijk eenderde van het gemeentebestuur (inclusief burgemeester en assessoren) aftrad.
De taken en bevoegdheden van de gemeenteraad, de assessoren en de burgemeester werden veel uitvoeriger vastgelegd dan in 1817, maar ondergingen geen wezenlijke veranderingen. De geerfden behielden een taak ten aanzien van het dorpsbestuur. Voorschrift was dat enkele van hen gehoord moesten worden bij alle zaken waarbij de grondeigenaren konden 'geacht worden belang te hebben'. Hun mening werd opgetekend in de notulen en ter kennis gebracht aan Provinciale Staten. Weer werd de verhouding tussen de gemeenten en de oude geerfdenorganisaties (dorpspolders) niet geregeld. 10) Dat heeft er in de Bommelerwaard onder meer toe geleid dat tot in de twintigste eeuw veel wegen, raadhuizen en dorpsarchieven van voor 1795 eigendom zijn gebleven van de dorpspolders. 11)
Provinciale Staten vonden bij de totstandkoming van het reglement van 1825 dat zeventien hoofdschoutambten teveel was voor Gelderland. Aan hun wens om het aantal districten te beperken is echter geen gehoor gegeven. Wel werd in de jaren daarna telkens als ergens een districtscommissaris verdween geen opvolger benoemd en het district gecombineerd met een naburig district. Tenslotte kwam in 1837 bij Koninklijk Besluit een nieuwe verdeling in vijf districten tot stand. Nederhemert behoorde nu met de rest van de Bommelerwaard, De Tielerwaard, Buren en Culemborg tot het district 'De benedendistricten'. 12)
Het reglement van 1825 bleef van kracht tot aan de invoering van de gemeentewet van 1851. 13) Het onderscheid tussen steden en plattelandsgemeenten kwam te vervallen, voortaan was de organisatie van alle gemeentebesturen in Nederland uniform geregeld. De districten waren in Gelderland inmiddels met ingang van 1851 opgeheven. In de loop der tijd werden in de gemeentewet vele wijzigingen aangebracht, maar in essentie was de wet nog van kracht op het einde van de hier beschreven periode (1955). De gemeentewet droeg het bestuur op aan een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. De gemeenteraad werd aangewezen als het hoogste bestuursorgaan van de gemeente met onder meer de bevoegdheid om verordeningen te maken en belast met de regeling en het bestuur van de huishouding van de gemeente. In gemeenten beneden de 3000 inwoners, zoals Nederhemert behoorde, telde de raad als voorheen zeven leden. De zittingsperiode van de raad bleef zes jaar, waarbij om de twee jaar eenderde deel van de leden aftrad. Uit de raad werden twee wethouders gekozen. Om de drie jaar trad een van beide af. Later werd het systeem van periodieke aftreding zodanig veranderd dat alle raadsleden, inclusief de wethouders, om de vier jaar aftraden. Het dagelijks bestuur van de gemeente was in handen van het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester bleef zowel voorzitter van de het algemeen bestuur (raad) als van het dagelijks bestuur (college van burgemeester en wethouders). Daarnaast kreeg hij onder meer een speciale taak ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de openbare veiligheid.
De burgemeester werd door de koning voor zes jaar benoemd. De raad benoemde de secretaris en de gemeente-ontvanger. Een aantal inwoners van de gemeenten op het platteland konden voortaan invloed uitoefenen op de samenstelling van de gemeenteraad. De heerlijke rechten ten aanzien van de benoemingen van de bestuurders kwamen te vervallen. De eerste volgens de bepalingen van de gemeentewet benoemde burgemeester was J.G. de Groot Schimmel (1856-1859). Tussen hem en zijn opvolger als burgemeester, het raadslid A.J.H.M.A. baron van Nagell, kwam het voortdurend tot botsingen. 14) Dezelfde Van Nagell werd na het overlijden van zijn moeder in 1868 heer van Nederhemert. Die titel stelde juridisch gezien niet veel meer voor, maar de vrouwen en heren van Nederhemert bleven zeer invloedrijk tot ver na de eeuwwisseling. Zij bezaten veel eigendommen in het dorp en de welvaart was sterk van 'het kasteel' afhankelijk.
Het recht om te kiezen voor de gemeenteraad was beperkt tot mannen en afhankelijk gesteld van de belastingsom die werd betaald (de 'census'). De gemeentewet bepaalde de census op de helft van de census voor het kiesrecht voor de Tweede Kamer. 15) Voor Nederhemert was die bepaald op twintig gulden. 16) Voor de gemeenteraad lag de census dus op minimaal tien gulden. Het kiesrecht werd in de loop van de negentiende eeuw verruimd door de census aan te passen. In 1887 volgde een aanzienlijke uitbreiding van de kieswet waardoor ook inwoners die 'kentekenen van maatschappelijke welstand en geschiktheid' vertoonden kiesrecht kregen. 17) Feitelijk werd daarmee reeds het censuskiesrecht verlaten en een attributief kiesrecht ingevoerd. In 1896 werd de census aanzienlijk verlaagd. 18) De grondwet van 1917 bracht het algemeen mannenkiesrecht en het actief kiesrecht voor vrouwen. Uiteindelijk leidde de grondwetswijziging van 1922 tot het algemeen passief en actief kiesrecht voor mannen en vrouwen. Het aantal kiezers voor de gemeenteraad groeide in Nederhemert van 37 in 1851, 58 in 1888, 107 in 1897 en 247 in 1918 tot 512 in 1922. 19)
In 1941 werd door de Duitsers in Nederland het leidersprincipe ook op lokaal niveau ingevoerd. De gemeenteraden werden ontbonden en de burgemeesters kregen alle bevoegdheden binnen de gemeente. Na de bevrijding van Nederhemert op 1 mei 1945 werd Burgemeester C.W. van Ommeren met ingang van 23 mei 1945 geschorst hangende een onderzoek naar zijn gedrag in de oorlog. Een maatregel die op alle burgemeesters die in de oorlog op hun post waren gebleven is toegepast. P. van Driel, directeur van de steenfabriek De Rijswaard, werd waarnemend burgemeester. Aangezien zijn gedrag in de oorlog geen reden vormde tot zuivering is Van Ommeren met ingang van 2 oktober 1945 weer hersteld in zijn functie. 20) Na de oorlog fungeerde een tijdlang een door een kiescollege gekozen nood-gemeenteraad. In 1946 vonden vervolgens nieuwe vrije verkiezingen plaats.
Het grondgebied van de gemeente Nederhemert kwam, zoals reeds beschreven, overeen met het gebied van de oude heerlijkheid Nederhemert van voor 1795. Het feit dat de plaats sinds 1480 werd doorsneden door de Maas en bestond uit een gedeelte beneden de Maas (Nederhemert-Zuid, ook wel Het Eiland genoemd) en een gedeelte ten Noorden van de Maas (Nederhemert-Noord) zorgde soms voor problemen en extra kosten. Bijvoorbeeld omdat er twee scholen moesten worden bekostigd. Het afdammen nabij Well van de Maasbocht om Bern en Nederhemert-Zuid en het graven van de Bergse Maas in het kader van de in 1904 gereed gekomen werkzaamheden tot verlegging van de Maasmond, deed daar weinig aan af en verloste Nederhemert-Zuid niet uit zijn isolement. Nederhemert-Noord was vanaf Het Eiland nog steeds slechts te bereiken door gebruikmaking van het veer over de afgedamde Maas of via een aanzienlijke omweg langs Bern en Wellseind.
Van oudsher was Nederhemert-Zuid het belangrijkste gedeelte van de gemeente waar onder meer het kasteel, de secretarie en de raadkamer (in het 'Rechthuis') stonden en de predikant, de heer en de burgemeester woonden. Na 1900 kwam het accent steeds meer te liggen op het minder geisoleerd liggende Nederhemert-Noord. Daar werd meer gebouwd en was meer economische bedrijvigheid. Tot 'Noord' hoorde de dicht bij het dorp Aalst (gemeente Poederoijen) gelegen buurtschap de Rietschoof.
Enkele jaren na de tweede wereldoorlog begon de langdurige procedure om te komen tot een gemeentelijke herindeling in de Bommelerwaard. 21) In de eerste plannen van Gedeputeerde Staten werd voorzien in een herindeling door samenvoeging van Nederhemert, Gameren en Kerkwijk. De gemeenteraad van Nederhemert verklaarde zich tegen deze plannen. Het tij bleek echter onomkeerbaar, de provincie was van mening dat een herindeling dringend nodig was. In afwachting daarvan kreeg Nederhemert na het vertrek van C.W. van Ommeren een waarnemend burgemeester in de persoon van C. van de Werken. De gemeenteraad schrok toen vanuit Arnhem de herindelingsplannen werden aangepast en de keuze viel op nog grotere gemeenten. Nederhemert dreigde nu samengevoegd te worden met Brakel, Gameren, Poederoijen en Zuilichem tot een nieuwe gemeente Aalst. Een oplossing waarbij men een aanhangsel zou worden van deze langgerekte gemeente, zo oordeelde de raad. De gemeente besloot nu toch maar het eerdere voorstel tot samenvoeging met Gameren en Kerkwijk te steunen. De overige gemeenten in de West-Bommelerwaard (Zuilichem, Poederoijen en Brakel) zouden in die opzet samengevoegd worden tot de nieuwe gemeente Brakel. De Minister van Binnenlandse Zaken kon zich uiteindelijk met die variant verenigen.
De Rietschoof, waar de steenfabrieken De Rietschoof en De Rijswaard gevestigd waren, was vrijwel geheel op Aalst georinteerd. Het wekte dan ook weinig verwondering dat de inwoners van de Rietschoof massaal te kennen gaven bij Aalst, dat onderdeel uit zou gaan maken van de nieuwe gemeente Brakel, gevoegd te willen worden. De gemeenteraad van Nederhemert zag het redelijke van dit verzoek wel in, maar schrok in overgrote meerderheid terug voor het verlies van de beide steenfabrieken en stelde voor de buurtschap op te delen, zodat onder meer de fabriek De Rijswaard tot Nederhemert zou blijven behoren. Uiteindelijk werd echter bij de op 1 juli 1955 ingaande herindeling de gehele buurtschap gevoegd bij de nieuwe gemeente Brakel. De opheffing van de zelfstandige gemeente Nederhemert was dus met ingang van juli 1955 een feit en sindsdien behoort het dorp tot de (nieuwe) gemeente Kerkwijk. Van die gemeente ging op dat moment onder andere ook het vlakbij Nederhemert-Noord gelegen, maar tot dan toe tot de gemeente Ammerzoden behorende, zogenaamde Wellse Broek onderdeel uitmaken. Op grond van de wet tot 'wijziging van de grens tussen de provincien Gelderland en Noordbrabant' werd aan de gemeente Kerkwijk met ingang van 1958 ook de nabij Nederhemert-Zuid gelegen buurtschap Bern, op dat moment onderdeel van de Noord-Brabantse gemeente Heusden, toegevoegd. 22)
2. Archief
3. Inventarisatie
Noten
1. Voor de volledige vermelding van de in de noten verkort aangehaalde literatuur wordt verwezen naar de literatuurlijst.
2. Zoals zo treffend blijkt uit de vele brieven van de rentmeester van de heerlijkheid, C. van Ommeren, aan O.F. van Lijnden, heer van Nederhemert, uit de periode 1752-1788. Deze brieven bevinden zich in het archief van de heerlijkheid Nederhemert. Zie Van Schilfgaarde, Inventaris archief kasteel, nummers 4-5. Het streekarchivariaat beschikt over fotokopieën.
3. Van 1788 tot 1799 was O.F.L. van Reede (gehuwd met W.G.F. graaf van Bentinck) vrouwe van Nederhemert. Daarna kwam de heerlijkheid aan O.F.L. gravin van Bentinck (gehuwd met C.A.D. baron van Nagell), die in 1868 de heerlijkheid naliet aan A.J.H.M.A. baron van Nagell. Voor een lijst van heren en vrouwen van Nederhemert zie: Van Doorninck, Inventaris archief heerlijkheid, p.173-175.
4. Voor de periode 1810-1817 zie: Martens van Sevenhoven, Schets, p.227-228; Hofman, Archieven, deel I, p.23-25,33-35; Buurman, Schets, p.36-39; Ten Cate, Inventaris, p.6-7.
5. In grotere gemeenten werden ook adjunct-maires benoemd.
6. Bijvoegsel Staatsblad 1817. Zie ook: Martens van Sevenhoven, Schets, p.233-234; Buurman, Schets, p.39-41.
7. Koninklijk Besluit van 26-3-1814 nr.20, Staatsblad 46.
8. Reglement 1817, art. 71.
9. Bijvoegsel Staatsblad 1825. Zie ook: Martens van Sevenhoven, Schets, p.234-236; Buurman, Schets, p.41-42.
10. Reglement 1825, art. 56.
11. Zie voor het overnemen van wegen door de gemeente Nederhemert in de jaren vijftig van deze eeuw, inventarisnummer 3128/1196. Het archief van de Geerfdenorganisatie/dorpspolder Nederhemert (1616-1838) is momenteel eigendom van het Polderdistrict Groot Maas en Waal. Het berust in het Streekarchief Bommelerwaard. Hetzelfde geldt voor de archieven van de Dijkstoel Nederhemert (1603-1837), de Dorpspolder Nederhemert benoorden de Maas (1838-1954), de Buitenpolder het Eiland Nederhemert (1839-1968), de Driedorpspolder Nederhemert, Well en Delwijnen (1740-1880) en de Commissie tot het aanleggen van een zandweg (sinds 1866 grindweg) tussen Zaltbommel en Nederhemert (1825-1905).
12. Buurman, Schets, p.41-42.
13. Wet van 29-6-1851, Staatsblad 85.
14. De notulen en de serie ingekomen stukken uit die periode getuigen daar vaak op vermakelijke wijze van (inventarisnummers 3128/16-3128/17, 3128/165-128/180).
15. Gemeentewet 1851, art. 5.
16. Kieswet van 4-7-1850, Staatsblad 37, art. 1 en bijbehorende tabel.
17. Grondwet 1887, Staatsblad 212, art. 80. Zie ook De Vries, Lijsten.
18. Kieswet van 7 september 1896, Staatsblad 154. Zie ook De Vries, Lijsten.
19. Gemeenteverslagen over de genoemde jaren, respectievelijk inventarisnummers 3128/40, 3128/77, 3128/84, 3128/104 en 3128/108. Voor het totale aantal inwoners in die jaren zie bijlage 6 bij deze inleiding.
20. Zie voor correspondentie en besluiten over deze schorsing en tijdelijke vervanging de serie ingekomen stukken, inventarisnummers 3128/290, 3128/293-3128/294.
21. Zie over de herindeling de inventarisnummers 23-24 en 390 en de Wet van 24-2-1955 tot gemeentelijke herindeling van de Bommelerwaard, Staatsblad 76.
22. Wet van 23-7-1957, Staatsblad 314. Zie ook inventarisnummer 3128/391.
23. In stukken van kort na de oorlog werd gesteld dat het archief van de gemeente grotendeels verloren ging, zie bijvoorbeeld inventarisnummer 3128/377, afschriften van brieven aan de griffier van de provincie (gedateerd augustus 1945), het ministerie van financien (d.d. 29-8-1945) en de provinciale archiefinspecteur (d.d. 23-10-1945). Uit deze inventaris mag worden afgeleid dat deze mededelingen overdreven waren.
24. Inventarisnummers 3128/1-3128/24.
25. Inventarisnummers 3128/30-3128/35.
26. Inventarisnummers 3128/940-3128/946.
27. Inventarisnummers 3128/911-3128/937. Zie over de verliezen aan de Burgelijke Stand ook inventarisnummer 3128/377, afschrift van een brief aan de arrondissementsrechtbank d.d. 26-7-1945.
28. Inventarisnummers 3128/40-3128/117.
29. Zie inventarisnummer 3128/377, afschrift van een brief aan Gedeputeerde Staten d.d. 27-9-1945, waaruit blijkt dat er bij de ontvanger niets verloren ging met uitzondering van enkele bevelschriften van betaling en een staat van betaling aan geëvacueerden. Zie ook de notabene bij de inventarisnummers 3128/759-3128/887.
30. Zoals die werd vastgesteld bij gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 24 augustus 1983 en Binnenlandse Zaken van 7 november 1983.
31. Inventarisnummer 3128/1200. Het familie-archief is in bezit van mevrouw Van Ommeren-Hoenson te Leersum. Zie ook Buylinckx, Inventaris Van Ommeren.
32. Gezien de periode waarover het register loopt (1838-1851) wordt verondersteld dat het Cornelis Walraven van Ommeren, burgemeester van 1823 tot en met 1855 is geweest.
33. Van Doorninck, Inventaris archief heerlijkheid en Supplement inventaris archief heerlijkheid; Van Schilfgaarde, Inventaris archief kasteel. Het Rijksarchief in Noord-Brabant bezit ook enkele stukken behorende tot het archief van de heerlijkheid.
34. Zie pagina 8, noot 2.
35. Inventarisnummers 3128/395, 3128/413, 3128/415, 3128/986 en 3128/1225.
36. Inventarisnummers 3128/927, 3128/898-3128/902.
37. Vergelijk ook de notabene bij de inventarisnummers 3128/127-3128/353.
38. De bouw- en hinderwetvergunningen van de hele Bommelerwaard zijn beschreven in een aparte database, die te raadplegen is op de studiezaal en op de website van het Streekarchief Bommelerwaard. In deze inventaris wordt bij de beschrijving van die vergunningen verwezen naar deze database.
39. Zie bijvoorbeeld de inventarisnummers 3128/244 en 3128/247.
40. Zie respectievelijk de bijlagen twee, drie en zes bij deze inleiding.
Literatuur
Buurman, D.J.G., Schets van de opeenvolgende bestuursindeelingen in Gelderland voor de invoering van de provinciale wet van 1850, in: Bijdragen en Mededelingen Gelre, LVIII(1958)p.23-50.
Buylinckx, J., Inventaris van het familiearchief Van Ommeren (1552) 1716-1903, Kerkwijk 1988 (Bommelerwaardse Bronnen, nr. 1).
Cate, J.A. ten, Inventaris der bestuursarchieven van de departementen Bataafs Brabant, van de Dommel, Hollands Brabant en van de Monden van de Rijn alsmede van het arrondissement Breda van het departement der Twee Nethen, 1795-1814, 's?Hertogenbosch 1975 (Inventarisreeks Rijksarchief in Noord-brabant, nr. 14).
Doorninck, P.N. van, Inventaris van het oud archief der heerlijkheid en gemeente Neder-hemert, Haarlem 1892.
Doorninck, P.N. van, Supplement op de inventaris van het oud archief der heerlijkheid en gemeente Neder-hemert, Haarlem 1893.
Geraedts, F.F.J.M., De hinderwetbescheiden, 1811-1952, in: Broncommentaren VI-IX, nr. IX, 's-Gravenhage 1988.
Hofman, J. (red.), Archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs-Franse tijd in Gelderland 1795-1813, 7 delen, Arnhem 1982-1983 (Gelderse inventarissenreeks, nr. 21).
Martens van Sevenhoven, A.H., Schets van de geschiedenis der burgerlijke gemeenten in Gelderland voor de invoering der gemeentewet van 1851, in: Jonkheer mr. A.H. Martens van Sevenhoven. Een keuze uit zijn geschriften, Arnhem 1977 (Werken Gelre, nr. 35), p.203-257.
Moorman van Kappen, O. (e.a), Tieler- en Bommelerwaarden 1327-1977. Grepen uit de geschiedenis van 650 jaar waterstaatszorg in Tielerwaard en Bommelerwaard, Tiel-Zaltbommel 1977.
Schilfgaarde, A.P., Inventaris van het archief van het kasteel Nederhemert, [Arnhem, ca.1932] (typescript). (Aanvulling op de (supplement-)inventaris van het oud-archief van de heerlijkheid Nederhemert van P.N. van Doorninck).
Vermeulen, F.A.J., De monumenten van geschiedenis en kunst in de provincie Gelderland, eerste stuk: de monumenten in de Bommeler- en Tielerwaard, eerste aflevering: De Bommelerwaard, 's-Gravenhage 1932, p.100-125.
Vries, B.M.A. de, De lijsten van kiezers van afgevaardigden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en de Gemeenteraad, 1851-1886, in: Broncommentaren VI-IX, nr. VI, 's-Gravenhage 1988.
Bijlagen Inleiding
1. BURGEMEESTERS 1810 - 1955
Van 1810 tot het vertrek van de Fransen in 1814 werd gesproken van 'maire', daarna tot 1818 van burgemeester, van 1818 tot 1825 van schout en vanaf die tijd weer van burgemeester.
1810 - 1823 O.F. van Ommeren
1823 - 1855 C.W. van Ommeren
1856 - 1859 J.G. de Groot Schimmel
1859 - 1871 A.J.H.M.A. baron van Nagell
1871 - 1888 B.J. van Ommeren
1888 - 1893 J.L.W. baron van Hardenbroek van Lockhorst*
1893 - 1903 K.G.W. baron van Wassenaer
1903 - 1910 F.W. baron van der Borch van Vorden
1910 - 1918 E.J. baron Lewe van Aduard
1918 - 1919 Jonkheer mr. J.E.W. Quarles van Ufford
1919 - 1950 C.W. van Ommeren**
1950 - 1955 C. van de Werken (waarnemend)
* Aan de familienaam Van Hardenbroek werd in 1890 'van Lockhorst' toegevoegd.
** Op 23 mei 1945 werd C.W. van Ommeren op non-actief gesteld. Waarnemend-burgemeester werd P. van Driel, directeur van de steenfabriek De Rijswaard. Bij besluit van de minister van binnenlandse zaken van 2 oktober 1945 werd C.W. van Ommeren hersteld in zijn funktie.
2. WETHOUDERS 1818 - 1955
Gegevens van vóór 1818 zijn in dit archief niet voorhanden. Tot 1851 werd gesproken van assessoren, daarna van wethouders.
1818 W.G. Bruijgom
1818 - 1819 D. van Genderen
1819 - 1829 J. Bastiaansz. Vos
1820 J. Hendriksz. Leuvenstein
1822 D. van Genderen
1823 - 1851 A. Ruijmschoot
1833 - 1870 O. Vos Jhz.
1851 - 1858 G. Bruijgom
1858 - 1882 M. Wolfers
1870 - 1871 B.J. van Ommeren
1870 - 1895 O. Vos
1882 - 1889 H.J. van der Kolk
1889 - 1895 E. Smits
1895 - 1907 D. Bouman
1895 - 1939 E. van der Vliet
1907 - 1931 E.M. Smits
1931 - 1939 J.M. Peereboom
1939 - 1945 W. de Gaaij
1939 - 1945 J. Roseboom
1945 - 1946 R.J. Oomen
1945 - 1949 J.G. Slegh
1946 - 1950 C. van de Werken
1949 - 1955 G. de Gaaij
1950 - 1955 J.G. Slegh
3. RAADSLEDEN 1818 - 1955
Gegevens van vóór 1818 zijn in dit archief niet aanwezig. In 1941 werd de gemeenteraad ontbonden en nam de burgemeester de taak van de raad waar. Na de tweede wereldoorlog werd er eerst een tijdelijke gemeenteraad benoemd (1945-1946).
1818 - 1821 W.G. Bruijgom
1818 - 1823 O.F. van Ommeren
1818 - 1829 J. Bastiaansz. Vos
1818 - 1843 J. Hendriksz. Leuvenstein
1818 - 1851 D. van Genderen
1822 - 1851 A. Ruijmschoot
1823 - 1856 C.W. van Ommeren
1826 - 1851 C.A.D. baron van Nagell
1826 - 1858 G. Bruijgom
1833 - 1870 O. Vos Jhz.
1843 - 1853 J. van der Vliet
1851 - 1858 A.O. Ruijmschoot
1851 - 1880 A.J.H.M.A. baron van Nagell
1851 - 1882 M. Wolfers
1853 - 1859 J.G. van Genderen
1856 - 1867 J. Straver
1859 - 1860 A.D. Keer de Rapper
1859 - 1873 J. van de Werken
1859 - 1895 E. Smits
1860 - 1869 J.G. van Genderen
1867 - 1888 B.J. van Ommeren
1869 - 1876 J. van Genderen
1870 - 1895 O. Vos
1873 - 1875 G. van Genderen
1875 - 1876 G. Lam
1876 - 1888 N. Leuvenstein
1876 - 1877 G.C. van der Kolk
1877 - 1890 H.J. van der Kolk
1880 - 1887 J. Straver
1882 - 1887 R. Remmerde
1887 - 1893 H.G. Straver
1887 - 1893 A.D. van der Vliet
1888 - 1891 G. Lam
1888 - 1889 J. van der Linden
1889 - 1893 J.L.W. baron van Hardenbroek van Lockhorst
1890 - 1891 D. Bouman
1891 - 1901 G. van de Werken
1891 - 1893 G. van der Kolk
1893 C. Wolfers
1893 - 1901 A. Bakker
1893 - 1907 D. Bouman
1893 - 1917 J.W. van Rossum
1893 - 1935 E. van der Vliet
1895 - 1901 P.C. Smits
1895 - 1903 K.G.W. baron van Wassenaer
1901 - 1910 J. van der Linden
1901 - 1931 E.M. Smits
1903 - 1905 O. van de Werken
1905 - 1911 J. Slegh
1907 - 1919 T. van Ooijen
1910 - 1916 A. van der Kolk
1911 - 1935 O. van de Werken
1913 - 1921 J. Slegh
1917 - 1941 G.A. van der Kolk
1918 - 1941 W. de Gaaij
1919 - 1923 A. Bakker
1921 - 1923 D. Hobo
1923 - 1935 T. van Ooijen
1923 - 1939 J.M. Peereboom
1931 - 1935 H.M. Wolfers
1935 - 1939 D. van Ooijen
1935 - 1939 P. Bouman
1935 - 1941 J. Roseboom
1939 - 1941 H.M. Wolfers
1939 - 1941 D.J. Verheij
1939 - 1941 J. Braat
1939 - 1941 H. Kant
1945 - 1946 C. Oomen
1945 - 1955 G. de Gaaij
1945 - 1955 C. van de Werken
1945 - 1955 R.J. Oomen
1945 - 1955 J.G. Slegh
1945 - 1953 M. Verheij Jzn.
1946 - 1949 H.M. Wolfers
1946 - 1955 B. van Kooten
1949 - 1955 M. Verheij Chrz.
1953 - 1955 M. van Ballegooijen
4. GEMEENTESECRETARISSEN 1810 - 1955
1810 - 1823 O.F. van Ommeren
1823 - 1856 C.W. van Ommeren
1856 - 1860 J.G. de Groot Schimmel
1860 - 1888 A.D. Keer de Rapper
1888 - 1893 J.L.W. baron van Hardenbroek van Lockhorst
1893 - 1903 K.G.W. baron van Wassenaer
1903 D.F. Brune
1903 - 1907 F.W. baron van der Borch van Vorden
1907 - 1911 P.G. Overvliet
1911 - 1920 C.W. van Ommeren
1920 - 1947 A. van der Kolk
1947 - 1955 J.H. van der Kolk
5. GEMEENTE-ONTVANGERS 1810 - 1955
1810 - 1844 G. van Leeuwen
1844 - 1845 H. van Genderen
1845 - 1877 G. van der Kolk
1877 - 1916 G.C. van der Kolk
1916 - 1947 A. van der Kolk
1947 - 1955 J.H. van der Kolk
6. AANTAL INWONERS 1827 - 1955
Voor zover mogelijk wordt het aantal inwoners per 31 december opgegeven. Gegevens van vóór 1827 zijn in dit archief niet voorhanden. De cijfers over de jaren 1851-1935 zijn ontleend aan de gemeenteverslagen en de provinciale verslagen. De gegevens over de andere jaren zijn afkomstig uit de gemeentebegrotingen en de gemeenterekeningen.
1827. -> 599
1828. -> 597
1829. -> 591
1830. -> 591
1831. -> 591
1832. -> 559
1833. -> 537
1834. -> 560
1835. -> 551
1836. -> 553
1837. -> 573
1838. -> 573
1839. -> 606
1840. -> 613
1841. -> 634
1842. -> 650
1843. -> 657
1844. -> 672
1845. -> 685
1846. -> 702
1847. -> 700
1848. -> 692
1849. -> 676
1850. -> 666
1851. -> 646
1852. -> 654
1853. -> 664
1854. -> 664
1855. -> 652
1856. -> 662
1857. -> 673
1858. -> 662
1859. -> 657
1860. -> 636
1861. -> 606
1862. -> 626
1863. -> 622
1864. -> 624
1865. -> 609
1866. -> 614
1867. -> 621
1868. -> 631
1869. -> 622
1870. -> 635
1871. -> 665
1872. -> 660
1873. -> 663
1874. -> 685
1875. -> 694
1876. -> 684
1877. -> 698
1878. -> 687
1879. -> 729
1880. -> 775
1881. -> 782
1882. -> 796
1883. -> 807
1884. -> 810
1885. -> 803
1886. -> 818
1887. -> 832
1888. -> 837
1889. -> 854
1890. -> 882
1891. -> 893
1892. -> 860
1893. -> 870
1894. -> 852
1896. -> 863
1897. -> 860
1898. -> 875
1899. -> 876
1900. -> 881
1901. -> 895
1902. -> 902
1903. -> 911
1904. -> 954
1905. -> 978
1906. -> 971
1907. -> 940
1908. -> 945
1909. -> 957
1910. -> 971
1911. -> 974
1912. -> 974
1913. -> 1011
1914. -> 1019
1915. -> 1021
1916. -> 1030
1917. -> 1023
1918. -> 1023
1919. -> 1061
1920. -> 1058
1921. -> 1078
1922. -> 1079
1923. -> 1075
1924. -> 1061
1925. -> 1054
1926. -> 1059
1927. -> 1039
1928. -> 1049
1929. -> 1043
1930. -> 1042
1931. -> 1036
1932. -> 1037
1933. -> 1025
1934. -> 1005
1935. -> 996
1936. -> 993
1937. -> 982
1938. -> 984
1939. -> 962
1940. -> 967
1941. -> 980
1942. -> 973
1943. -> 972
1944. -> 978
1945. -> 1034
1946. -> 1077
1947. -> 1040
1948. -> 1060
1949. -> 1095
1950. -> 1109
1951. -> 1110
1952. -> 1121
1953. -> 1152
1954. -> 1164
1955. -> 1181

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
34