Op 18 juni 1784 kwamen de volgende officieren van het tijdelijk in Culemborg gelegerde garnizoen bijeen:
J.C. Maugin
A.J. von Schenck
W.C. van Graevestein
L. Theod. graaf van Nassau La Lecq
A.W. Straalman
W.J. Renaud
N. Holmberg
A. Renaud
H. de Witt

Doel was te komen tot de oprichting van een Vrijmetselaarsloge. Besloten werd over vier dagen weer bijeen te komen en dan tot instelling over te gaan. Intussen zou men denken over een naam en kleur voor de nieuwe loge.
Uit de instellingsakte blijkt de Loge La Candeur (= reinheid, oprechtheid of onschuld) te gaan heten en de kleuren wit en zeegroen aan te nemen. Het devies werd CANDOR SEMPER VIRESCIT. Vrij vertaald 'De oprechtheid neemt steeds toe in kracht'. Ieder stortte tien gulden en tien stuivers die bij voldoende middelen te zijner tijd weer teruggegeven zouden worden. Daarnaast betaalde men een gulden per maand. Dezelfde maand werd besloten een in groen Marrokkijn leer gebonden maçorniek wetboek aan te kopen. Besloten werd de bijeenkomsten elke eerst week van de maand te houden in de "roode beneden agterkamer" in het woonhuis van broeder Straalman, aanvang zes uur 's avonds. Uit de stukken blijkt duidelijk, dat hier het inititief tot oprichting van de loge afkomstig is van een oud lid der militaire loge La Concorde, te weten J.C. Maugin. Een aktief leven was niet voor deze Culemborgse loge weggelegd. Na 1788 vielen de aktiviteiten blijkbaar stil. Een poging van W.J. Renaud in 1807/1808 de inmiddels ingeslapen loge weer nieuw leven in te blazen heeft vermoedelijk geen enkel resultaat gehad. In elk geval is dat uit het bewaard gebleven archiefje niet op te maken. Ook voor de periode van haar bestaan zijn geen concrete aanwijzingen aangetroffen van een aktief verenigingsleven.