Het archief heeft een omvang van 0,125 strekkende meter. Het archief is verre van compleet, het overgrote deel van de stukken is verloren gegaan. Van een oorspronkelijke ordening is niets gebleken. In 1883 werd door Van der Helm een inventaris gemaakt van het op dat moment aanwezige archief van de polder Beesd. In 1916 werd door het bestuur van de buitenpolder Beesd het oud-archief van de dijkstoel van Beesd overgebracht naar het Rijksarchief te Arnhem. In 1929 werd door het polderbestuur stukken uit de periode 1581-1744 overgebracht naar hetzelfde Rijksarchief. Vermoedelijk in de jaren zestig van de twintigste eeuw werd een begin gemaakt met de herinventarisatie van het archief van voor 1838. Deze herinventarisatie is nooit voltooid, wel werd een onderscheid aangebracht tussen verschillende instellingen als Ambt van Beesd en Rhenoy, Dijkstoel van Beesd, Armbestuur van Beesd etc. In hoeverre destijds terecht dit onderscheid is gemaakt, is niet meer na te gaan. Vreemd genoeg werden de stukken vanuit het Rijksarchief overgebracht naar het semi-statisch archief van de provincie Gelderland waarna de verblijfplaats c.q. bestaan onbekend was. In 1995 kwamen de stukken weer aan het licht en werden zij overgedragen aan het polderdistrict Tieler- en Culemborgerwaarden te Geldermalsen. Hier werd alsnog de herinventarisatie voltooid en de stukken ondergebracht bij de rechtsopvolgers. In het geval van het ambt van Beesd en Rhenoy en het Armbestuur van Beesd is dat de gemeente Geldermalsen.