Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van G.H. Ezendam te Geldermalsen, 1905 - 1986

2236 Archief van G.H. Ezendam te Geldermalsen, 1905 - 1986

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
2. Context
2.2. Institutionele geschiedenis / Biografie
2236 Archief van G.H. Ezendam te Geldermalsen, 1905 - 1986
Inleiding
2. Context
2.2.
Institutionele geschiedenis / Biografie
Uit het Almelose wevers echtpaar Hendrikus Ezendam, geboren 1883 en Aaltje Paddemors, eveneens geboren in 1883 werd in Ambt Almelo in Overijssel de zoon Gerrit Hendrik (roepnaam Gé) Ezendam geboren op 19 januari 1905. Overleden te Geldermalsen in 1986. Hij trouwde op 30 april 1938 met Johanna Zwenna Fokkert, geboren 1 juli 1909 te Ambt Almelo, overleden te Geldermalsen in 1989. het echtpaar vestigde zich na hun huwelijk in Geldermalsen en woonde tijdelijk in hotel Carabain, aangezien hun huis nog niet gereed was, daarna enige tijd in het centrum in de Kerkstraat en tenslotte in nr. B 158a, later omgezet in Meidoornweg 1. Uit dit huwelijk werden in Geldermalsen vier kinderen geboren. Het eerste kind was in 1939 een dochter, daarna twee zoons en tenslotte werd nog een dochter Alize geboren. Over zijn jeugdjaren is niets bekend behalve dat hij de HBS gevolgd heeft en daarvoor Staatsexamen heeft gedaan.
Na de middelbare school ging hij naar de politieschool gevolgd door een jaar praktijkopleiding bij de marechaussee. In die functie was hij een half jaar onderdeel van de lijfwacht van Koningin Wilhelmina. Omdat hij toen nog te jong was voor dienst in Nederlands-Indië heeft hij de tijd gevuld met allerlei studies en cursussen, vooral op sportgebied. In 1928 vertrok hij als marechaussee naar het toenmalige Nederlands Indië. Studeerde een half jaar de taal en Indische Wetgeving op Java. Vertrok eind 1929 naar Beindjai op Sumatra en was daar werkzaam als inspecteur bij de veldpolitie. Hij was daar indertijd betrokken bij het onderdrukken van twee opstanden onder de Chinese koelies, die volgens het toenmalige gezag communistisch beïnvloed waren.
De opstanden verliepen volgens Ezendam zonder bloedvergieten.
Ezendam kreeg het commando over een honderdtal inheemse manschappen in het district Beng-Kalis in Oost-Sumatra. Na een jaar werd hij ziek en werd overgeplaatst naar een gezonder district en kwam daar bij de bereden politie. Na enige tijd stapte hij over naar de militaire inlichtingendienst waarbij hij tot 1932 werkzaam was.
Hij nam ontslag uit de militaire dienst en ging van zijn gespaarde geld ongeveer twee jaar rondreizen. Hij bezocht o.a. de Filippijnen, Japan en China. In het laatste land maakte hij bloedige terechtstellingen op straat mee. Onder andere het onthoofden van opstandige elementen. Hij maakte daarvan foto’s die helaas niet bewaard zijn. In 1934 keerde hij terug naar Nederland en ging bij zijn ouders in Almelo wonen met nog maar vijf gulden op zak. In Nederlands-Indië is hij daarna nooit meer terug geweest.
Hij leerde in Almelo zijn vrouw toen kennen en in 1938 trouwde hij en ging werken bij NV Nederlandse Lloyd Levensverzekering Maatschappij te Amsterdam, waar hij opklom tot chef organisatie en uiteindelijk adjunct directeur werd. Het echtpaar vestigde zich in Geldermalsen. Voor het bedrijf schreef hij een instructie boekje over het werk als verzekeringsinspecteur getiteld ‘Van Isis tot Mercurius’ en publiceerde hij in het bedrijfsblad verschillende artikelen, waaronder een regelmatig terugkerende column. Op 55-jarige leeftijd ging hij met pensioen bij de verzekeringsmaatschappij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet en verzorgde in Geldermalsen een illegaal blaadje, dat van af medio 1944 eenmaal per week in een oplage van honderd stuks verscheen. In hetzelfde jaar moest hij onderduiken. Na de oorlog schreef hij vanaf 1964 regelmatig in de Tielsche Courant en publiceerde een roman ‘Pluizen op de hand van God’.
Het voor zover van hem bekend oudste verhaal, werd in zijn Indische periode geschreven en werd in december 1932 gepubliceerd in het tijdschrift ‘Actueel Wereldnieuws’ onder de titel ‘Het vertrek van een geestenschip. Een vreemd embarkement’. Het is een verhaal over een Chinees feest voor overleden Chinese familieleden, dat hij toevallig meemaakte. Daarbij werd ter ere van een overleden Chinees een groot volledig ingericht papieren schip naar de zee gedragen en verbrand om de overleden Chinese voorouders een veilige vaart naar het vaderland te geven. Onduidelijk is of hij gedurende zijn Indische verblijf meer heeft geschreven. Nadat hij na 1934 verzekeringsinspecteur werd, schreef hij regelmatig artikelen in het bedrijfsblad onder de kop ‘Romantiek in de buitendienst’. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij in Geldermalsen actief bij het ondergronds verzet tegen de Duitsers. Op het eind van de oorlog produceerde hij een door hem uitgegeven gestencild illegaal blaadje, dat de naam ‘Peper en Zout’ had. Daarin gaf hij geallieerd nieuws door en vertelde op een spottende wijze over de handelingen van bekende NSB-ers in Geldermalsen en omgeving. Enkele originele exemplaren heeft hij later aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie gegeven. Onduidelijk is hoeveel er totaal verschenen zijn. Na de oorlog schreef hij vanaf 1946 regelmatig, blijkbaar als vaste columnist ‘rake’ columns in de Nieuwe Tielsche Courant. Vaak vanaf 1946 onder gebruik van het pseudoniem ‘Observator’ en ‘Cyrano’. Indrukwekkend is zijn verhaal over de verzetsstrijder Leo Wilkens in de Nieuwe Tielsche Courant van mei 1946 en zijn zeven columns over de toestand met Nederlandse-Indië. Hij blijkt volgens krantenberichten over hem, lezingen gehouden te hebben met door hem geschreven essays en novellen.
Zo las hij voor Het Nut in Geldermalsen in 1949 drie novellen voor; ‘De Dissonanten’, ‘Solitair’ en ‘Zwerver’. Hij had tot de tachtiger jaren een verzameling van meer dan honderd essays geschreven onder de titel ‘Gedachten’. Die zijn helaas niet bewaard gebleven, evenmin als de door hem bijgehouden dagboeken. Zijn belangrijkste werk verscheen in 1975 bij uitgeverij Fontein onder de titel ‘Pluizen op de hand van God’. Daarin beschrijft hij hoe een lid van de veldpolitie, Jan Sterk, in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting zich met een aantal manschappen terugtrekt in de rimboe en verrassingsaanvallen uitvoert op de Japanners. Hij weet gedurende de bezetting steeds uit handen van de Japanners te blijven. Met slechts een paar man overleven ze en worden, nadat Japan gecapituleerd heeft en de overgeblevenen zich weer melden bij het Nederlands gezag, vervolgens zelf tot hun grote frustratie opgesloten in een voormalig Jappenkamp. Terug in Nederland blijkt er weinig tot geen waardering en/of begrip te zijn voor al hetgeen gebeurd is in Indië . Het boek kreeg veel positieve belangstelling, vooral uit de hoek van oud-Indiëgangers. De hoofdpersoon Jan Sterk blijkt later geheel verzonnen te zijn door de auteur. Maar zijn eigen ervaringen in het voormalige Nederlands-Indië en in Nederland zullen er oorzaak aan zijn geweest dat het als realistisch door de lezers ervaren werd. Het boek werd in 1975 door de auteur aangeboden aan de ambassadeur van Indonesië, ltn. Generaal Sumpono en in 1980 aan diens opvolger, lt. Generaal Kosasih.
Een tweede boek, dat in manuscript gereed kwam, ‘De kippenloop’ is een soort realistische streekroman over de gebeurtenissen in een achterafbuurtje in Almelo. Het lag al bij de uitgever, die blijkbaar de inhoud in die tijd, eind zeventiger jaren, te gewaagd vond en het is nooit tot publicatie gekomen. Ezendam had nog een roman in bewerking, maar die is nooit gereed gekomen en het manuscript is vernietigd. In 1982 was hij bezig met zijn levensgeschiedenis te schrijven voor zijn kinderen. Ook daarvan is niet duidelijk of dit gereed is gekomen. In bepaalde opzichten was Ezendam zijn tijd vooruit, wat in zijn tijd niet altijd gewaardeerd en/of begrepen werd. Duidelijk is wel uit het enige van hem uitgegeven boek dat hij veel schrijftalent had. Daarnaast was hij volgens degenen die hem gekend hebben ook een ‘Einzelganger’ die zijn eigen weg ging.

Geraadpleegde bronnen:
-Gemeentearchief Geldermalsen. Bevolkingsregisters.
-Interview met mevrouw A. Ezendam.

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
0,25