Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het gemeentebestuur van Spijk, 1817-1855

2517 Archief van het gemeentebestuur van Spijk, 1817-1855

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
2. Context
2.2. Institutionele geschiedenis / Biografie
2517 Archief van het gemeentebestuur van Spijk, 1817-1855
Inleiding
2. Context
2.2.
Institutionele geschiedenis / Biografie
GESCHIEDENIS
Spijk is een oude gemeenschap en dateert van voor de 13e eeuw. Künzel geeft onder meer als vermeldingen ‘...1169 or presentibus testibus....quorum hec sunt nomina...ministerialis...Albertus de Spik...’ en circa 1200 in een 14e eeuwse kopie
‘...Spijc dimidius mansus...’. Een kopie uit het midden van de 14e eeuw van een tekst uit 1129 is vermoedelijk een vervalsing. Hierin werd gesproken van
‘...petitione...Rodulphi de Spich-quator pasturas...aliam Spihc...addidit...’1 Van Berkel geeft naast de vermelding uit 1129 verklaringen voor de veldnaam Spijk. Spijk kan de betekenis hebben van landtong (afgeleid van spik), een tweede betekenis is een brug
van ruwe stammen, bedekt met zoden of plaggen. Van Berkel verwart overigens wel het Gelderse Spijk bij Herwen met het Gelderse Spijk bij Heukelum.2 Schönfeld geeft voor de veldnaam Spijk soortgelijke verklaringen. Ook hier weer een verband met brug/dam of landtong.3
Spijk is eeuwenlang verdeeld geweest in twee heerlijkheden, genaamd Het Boveneind en het Benedeneind. Het Boveneind gelegen in Holland, graafschap Leerdam, was aanvankelijk een leen van de graaf van Egmond en kwam later in het bezit van de prins van Oranje. De laatste in zijn hoedanigheid als heer van de Leede. Het Boveneind lag tussen het gemaal ‘De Broekse Sluis’ en de openbare lagere school, later dorpshuis.
Het Benedeneind gelegen in Gelderland, polder Buren, was aanvankelijk een leen van de Van Arkels. Na afloop van de Arkelse oorlog (1401-1412) verloren de Van Arkels macht en bezittingen en werd het een Hollands leen. Het Benedeneind lag tussen de openbare lagere school tot buitendijks aan het voormalige huis Sprokkelenburg toe. Binnen de dijken vormden beide heerlijkheden de voormalige polder Spijk, die als oostelijke grens de Zeiving en als zuidelijke grens de Achterdijk had. Vanaf 1613 kennen beide heerlijkheden dezelfde heer of vrouwe. Cornelis van Aerssen kocht in 1611 het Benedeneind en twee jaar later werd Boveneind hem geschonken door Philips Willem van Oranje. Tot de heerlijke rechten verbonden aan de heerlijkheden behoorden het collatierecht van benoeming van de pastoor van de kerk te Spijk en de benoeming van schout en schepenen van het gerecht. Zo benoemde de heer van Boveneind tussen 1509-1515 een schout en drie schepenen, de heer van Benedeneind een schout en twee schepenen.4 In 1848 kwam een definitief einde aan de heerlijkheidsrechten.

Het wapen van de heerlijkheid bestond uit een schild van sabel met twee gebretesseerde fascen van zilver. Later diende het tevens als gemeentewapen.

Het kasteel van Spijk, genaamd De Cloot werd al in 1460 vermeld. Karel de Stoute gaf het toen met de hoge en lage jurisdictie, land en tienden in leen aan Jan van Vuren. Het kasteel was buitendijks gelegen en werd in 1814 op een openbare veiling verkocht en vervolgens gesloopt.5 De heerlijkheid is dan bezit van de familie Sweerts de Landas.
Tussen de jaren 1795-1811 is Spijk een zelfstandige gemeente geweest. Tussen 1811-
1818 vormde Spijk één gemeente met Kedichem en Oosterwijk, Arkel en Rietveld onder de naam Kedichem. Op 4 april 1817 besloot Gedeputeerde Staten dat ingevolge de wet op de Nationale Militie artikel 12, Spijk samengevoegd werd met de gemeenten Kedichem en Oosterwijk, Arkel en Rietveld. In 1821 werden de grenzen van de gemeente Spijk vastgesteld en in kaart gebracht. Hierbij moest Spijk een deel van haar

grondgebied aan Vuren afstaan. In plaats van de Lingedijk werd nu de Kweldijk grens.

Dankzij Van der Aa hebben we een contemporaine beschrijving van Spijk rond 1848.
‘...Deze gemeente bevat het dorp Spijk, benevens eenige verstrooid liggende huizen. Zij beslaat, volgens het kadaster eene oppervlakte van 130 bunder 50 vierkante roeden 7 vierkante ellen, waaronder 117 bunder 56 vierkante roeden 71 vierkante ellen belastbaar land. Men telt er 72 huizen, bewoond door 84 huisgezinnen, uitmakende eene bevolking van ruim 410 inwoners, die meest in den landbouw hun bestaan vinden. Ook heeft men er eene steenbakkerij en eene korenmolen. De inwoners, die er op één na allen
Hervormd zijjn, onder welke 110 ledematen, maken eene gemeente uit welke tot de klassis van Dordrecht, ring van Gorinchem, behoort. Het beroep is eene collatie van den Vrijheer. De 2 Roomskatholieken, die men er aantreft, behooren tot de stat. van Gorinchem. Men heeft in deze gemeente eene school. Het dorp Spijk ligt 1 uur Noord Oosten van Gorinchem, aan den Zuider-Lingedijk. Er is hier een pontveer over de Linge, het Groot-Spijksche-veer genoemd. Men telt er in de kom van het dorp 50 huizen en 280 inwoners. De kerk is een klein gebouw, welks toren met een dun spitsje versierd is. Men heeft in deze kerk geen orgel. Ook had men er
vroeger een kasteel, het Huis-te-Spijk geheten... 6 Spijk was dus geen grote gemeente, in 1852 telde de gemeente in totaal 413 inwoners (1854: 425), waarvan 213 mannen en 200 vrouwen. Burgemeester was Jacobus Cornelis Matthias Pompe, wethouders Antonie Heikoop en Jan Hendrik de Graaf. De gemeenteraad telde zeven raadsleden.
Het hoofdmiddel van bestaan was de landbouw. De niet voor eigen consumptie benodigde akkerbouwproducten werden naar de markt te Gorinchem gebracht. Men verbouwde op dat moment tarwe, rogge, wintergerst, haver, winterkoolzaad, lijnzaad, hennep en hennepzaad, vlas en aardappelen. Maar liefst 184 landbouwers waren aangesloten bij de Hollandse Maatschappij tot Landbouw, afdeling Vijfherenlanden, Alblasserwaard, het land van Arkel beneden de Zouwe en de Lingedorpen; alleen dit leverde in de praktijk nauwelijks iets op aan nieuwe productietechnieken etc. Het aantal personen dat kiesrecht had in Spijk was zeer gering, voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten hadden slechts zes personen kiesrecht, voor de gemeenteraad 12.7

Voordat Spijk definitief werd opgeheven was in 1851-1852 al sprake van een samenvoeging met Asperen en Heukelum. Deze samenvoeging moest met ingang van 1 juli 1853 van kracht zijn en op 1 januari 1854 in werking treden. Dat echter noch Spijk noch Heukelum voorstanders waren van de samenvoeging blijkt uit de reacties in 1852 op het ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten. De gemeenten stelden elk een commissie in, die vervolgens een advies moesten uitbrengen. In de raadsvergadering op
11 december van de gemeente Spijk werd het advies van haar commissie nagenoeg ongewijzigd overgenomen en verwoord in een brief aan Gedeputeerde Staten.
De commissie verwoordde eerst haar bezwaren tegen de samenvoeging op zich en ging vervolgens inhoudelijk op het ontwerpbesluit tot samenvoeging in. De samenvoeging werd niet wenselijk geacht op grond van de navolgende bezwaren. 1.‘...den verren afstand voor de ingezetenen en de daaruit ontstaande lasten en bezwaren.
2.de gedachte dat de gemeente Spijk noch loste noch vaste schulden of

hypotheken ten harer laste hebbende, welk voorregt zij vermoede dat de twee andere gemeenten missen, zij dus ter vernietiging dier schulden onbillijk zouden moeten bijdragen.
3.het besef dat de gemeente Spijk slechts de toren en het kerkhof in eigendom hebbende, niets heeft uit te keeren dan de geringe huur ad f 24. Van het goed onderhoud en schoolhuis stelt het bezwaar tegen, dat zij in het onderhoud van meerdere eigendommen alsmede van straten en wegen in de twee andere gemeenten, hetwelk men hier ontbeert, zou moeten bijdragen.
4.De bewustheid van het zuinig financieel beheer der gemeente doet de vrees ontstaan dat bij de voorgestelde vereeniging de administratie op eene veel uitgebreider en kostbaarder schaal zullen wezen, waardoor de vast te stellen jaarwedden dan aanmerkelijk zullen stijgen en bij het zien op vele onvermogenden, denken dat het minder aantal contribuabelen bij vereeniging meer ja boven vermogen zal moeten bijdragen...’

Inhoudelijk commentaar werd zoals eerder gezegd ook geleverd. Naast het willen houden van een eigen veldwachter in Spijk, op het huidige weddeniveau, vond men ook de instelling van een Algemeen Armbestuur noodzakelijk.8
In Heukelum bracht de commissie ook een advies uit. Oók hier was men uitdrukkelijk tegen een samenvoeging. 06k hier werd een nadruk gelegd op de financiële kant van de samenvoeging. Heukelum kon zonder hulp zelf alles bekostigen, alleen waren de lasten al zwaar genoeg. De samenvoeging met Spijk zou echter een aanmerkelijke verzwaring van de lasten veroorzaken, waarbij Heukelum het merendeel van de gezamenlijke lasten zou moeten dragen. Deze lastenverzwaring zou ‘...de welvaart van Heukelum ondermijnen en vernietigen. En daarom benne wij tegen vereeniging omdat wij onze stem niet geven moge tot onze ondergang en den ondergang van Heukelum...’. Men zag geen enkel voordeel in het samengaan met Spijk. Men verwachtte afgunst tussen de inwoners van beide gemeenten, als voor de ene plaats meer gedaan werd dan voor de andere. De eindconclusie was dan ook ‘...Nimmer dus en nooit stemmen vóór de vereeniging met Spijk...’.9
Ging deze samenvoeging niet door, met ingang van 1 januari 1855 verloor Spijk alsnog de status van zelfstandige gemeente en vormde samen met Heukelum de nieuwe gemeente Heukelum.
Noten:
1.R.E. Künzel, D.P. Blok en J.M. Verhoeff. Lexicon van Nederlandse toponiemen totot 1200. Amsterdam, 1989, blz. 329.
2.G. van Berkel & K. Samplonius. Het plaatsnamenboek. De herkomst en
betekenis van Nederlandse plaatsnamen. Unieboek B.V., Houten, 1989, blz.169-
170.
3M. Schönfeld. Veldnamen in Nederland. Gysbers & Van Loon, Arnhem, 1980, blz.151-152. Edelman-Vlam gaf voor het Rivierengebied voor de veldnaam Spijk de betekenis van ‘...gevlochten rijshout ter bescherming van de walkant...’ en Cancrinus gaf als betekenis een situering van landerijen nabij een stroompje.
4.G.M. van Aalst. Inventaris van het archief van de Heerlijkheid Spijk 1428-1861.
’s-Gravenhage, 1992.
5.C. Hoek, ‘Het einde van het kasteel te Spijk’, Holland, 6e jaargang, nummer 2, april 1974, blz. 8790.
6.A.J. van der Aa. Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 10e deel. J.
Noorduyn en Zoon, Gorinchem, 1848, blz. 626.
7.Archief gemeente Spijk inventarisnummer 45.
8Archief Spijk inventarisnummer 5.
9Archief gemeente Heukelum.

Kenmerken

Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Omvang in meters:
2,5
Toegangstitel:
Inventaris van het gemeentebestuur van Spijk 1818-1855
Categorie:
  • Zonder categorie