Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-06; p. 5

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-06; p. 5
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
5
Datum:
1898-04-06
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
— 6 —
«
van tranen, maar nu glimlachte zij en terwijl zij de kleine Ida tegen zich aandrukte, zeide zij met een grapje: „Ik kan niet wegloopen, maar ik moet maar netjes op mijn post blijven, en de dingen nemen zooals zij komen.” „Mevrouw is een veel beter meisje waard, dan ik ben. Ik ben lang niet zóó als ik moest zijn.” Voor het allereerst in haar leven, had Marie zichzelve openlijk beschuldigd. „Waarover spreekt hij met u en waar brengt hij u heen?” Mevrouw had haar verzocht, over die vraag na te denken. Ja, waaróver sprak hij dan eigenlijk? Hij vertelde allerlei dingen van de menschen bij wie hij diende en van zijne kameraden, en soms kon hij ze zoo potsierlijk naspreken, dat men moest schudden van ’t lachen: en van iedereen wist hij dadelijk de zwakke zijde uit te vinden. En dan sprak hij van zijne plannen voor de toekomst. Neen, voor geen geld zou zij willen, dat Mevrouw al die gesprekken hoorde. — En waar hij haar heen bracht? Ja, naar dansgelegenheden en andere plaatsen van vermaak. „Wij moeten het leven genieten zoolang wij kunnen,” had hij gezegd. „Zijn wij eenmaal getrouwd, en ben ik als portier gevestigd, dan moeten wij ons bedaard houden.” Nu gingen Marie’s gedachten weêr een’ anderen kant uit. Zou die oude portier waarlijk zoo erg ziek zijn? En had Frits wezenlijk al duizend gulden op de spaarbank staan? Het duurde niet lang, of zij was al in gedachten bezig de woning van den portier op te meten en meubels en gordijnen te be-stellen ( bestellen ) 1 Toch werd zij niet vroolijk bij die gedachten: haar geweten was in onrust, en haar hart was verdeeld. Toen Marie eenige dagen later, bezig was voor het ontbijt te dekken, kwam de heer des huizes met een bleek en be-kommerd ( bekommerd ) gelaat de kamer in. „Mijne vrouw is ongesteld,” zeide hij, „zij wilde nog op-staan, ( opstaan, ) maar het ging niet. Ik ga den dokter halen; wilt gij wel voor de kinderen zorgen?” „Mijnheer kan gerust zijn: ik zal voor alles zorgen,” ant-woordde ( antwoordd
Heel zacht maakte Marie de slaapkamer in orde. Hoe vreemd was het, de daagsche japon en de witte boezelaar van Mevrouw in de kast te moeten ophangen en de nette schoentjes weg te bergen. De krachtige hand van het jonge meisje raakte al die dingen zoo voorzichtig aan, alsof ze van porcelein waren. Mevrouw Holm lag met gesloten oogen, maar zij sliep toch niet: van tijd tot tijd ontsnapte haar een diepe zucht. „Mevrouw.” Marie hield het niet langer uit, al zou Frits nog zoo boos worden. „Mevrouw, ik blijf bij u, ik blijf den geheelen winter; als u mij hebben wilt.” „Is het mogelijk? Goddank! Ik wist niet, dat ge hier waart, en ik had er juist met zoo groote zorg aan liggen denken, hoe het toch zou moeten gaan, als ge ons verliet: toen heb ik den Heer om hulp gebeden, en nu heeft Hij ons al ge-holpen. ( geholpen. ) Nu wil ik ook aan niets meer denken, en alleen danken en rusten.” Nu gaf Mevrouw haar de sleutels en de beurs, en Marie verliet het vertrek om de eetkamer gezellig voor de kinderen in orde te maken. Zij moest nog wel eenige dingen voor de huishouding gaan koopen, maar zij wilde er maar meê wachten totdat de heer des huizes terug zou zijn, en gelukkig had zij voor het oogenblik alles wat noodig was. De kleine Ida volgde haar als haar schaduw. Marie was anders licht onge-duldig, ( ongeduldig, ) als kinderen haar in den weg liepen, maar nu bleef zij vriendelijk en zacht. Zij begreep heel goed, dat, als zij hare Mevrouw wezenlijk tot hulp wilde zijn, zij in de eerste plaats goed voor de kinderen moest zorgen. „Hoe gaat het?” vroeg de heer Holm, toen hij weêr te huis kwam. „Mevrouw ligt heel stil, en schijnt rustig te zijn.” „Ja, zij heeft nergens pijn, Goddank!” Hij bleef een oogenblik bij de kachel staan, en ging toen zachtjes de ziekekamer in. Het duurde niet lang, of hij kwam met een veel vroolijker gezicht terug. „Ik hoor daar, dat ge hier blijft, Marie. Moge God u dat vergelden.” „O Mijnheer, dat moet u niet zeggen. Als Mevrouw maar weêr bete
Opgaaf van dagelijksclie Bijbellezing gedurende de maand Maart.
Maart i. De rust voor degenen die vermoeid en belast zijn. Matth. 11 : 25-30. » 2. De rust der geheilig- den. Hebr. 4 » 3. De rust der gezaligden. Openb. 6 : 9-11; 14:13. » 4. De dag des Heeren. Joh. 8 : 56 ; 1 Cor. 1:8; 5:5; 2 Cor. 1:14. Openb. 1:10. » 5. De groote Sabbath der wereld. Jes. 25:6-8; 65 : 17-25 ; Micha 4 : 1-8: Openb. 20. » 6. In Christus het einde en de vervulling des Sabbaths. Hebr. 10: 1 ; Col. 2 : 6-19; Rom. 14. Voorwaarden voor een Christelijk leven. Maart 7. Het gebed. Eph. 6 : 18-24. » 8. Bijbellezen. Jos. 1 : 1-9. » 9. Het Christelijk leven. 2 Tim. 3 : 15-17. » 10. Getuigen. 1 Joh. 4: 13-19. » 11. Een heilig volk. Ex. 19 : 1-11. » 12. Trouw. Heb. 10 : 23-29. » 13. Hoe wij ons talent moeten gebruiken. Matth. 25:14-30. De zonde der onmatigheid. Maart 14. Verduistering van het oordeel. Jes. : 11-20. » 15. Verdwaasdheid Jes. 28: 1-7.
Maart 16. Achteloosheid.Luk. 21 : 29-36. » 17. Godvergetenheid. Jes. 5 : 8-10. » 18. Een steen des aanstoots voor anderen. Rom. 14 : 15-21. » 19. Straf. Jes. 5 : 20-25. » 20. Gevolgen der onmatig ¬ heid. Spr. 23 : 20, 21, 29-35. Heilsbeloften. Maart 21. Een groot heil beloofd. Jes. 55 : 1-5. » 22. Belofte van hulp. Jes. 41 : 10-20. » 23. Wijsheid beloofd. Jac. 1 : 1-8. » 24. Belofte van den Heili ¬ gen Geest. Handl. 2 : 16-18, 37-39, Luk. 11 : 1-13 » 25. Doel der beloften. 2 Petr. 1:1-8. » 26. »Ja en Amen in Hem.” 2 Kor. 1 : 18-24. » 27. Gods zekere beloften. Ps. 91. Gastvrijheid. Maart 28. Gastvrijheid der we-duwe ( weduwe ) van Sarfath. 1 Kron. 17:8-16. » 29. Gastvrijheid van Mar ¬ tha. Luk. 10 : 38-42. » 30. Gastvrijheid van Za- cheüs. Luk. 19:1-10. » 31. Gastvrijheid der disci ¬ pelen. Luk. 24 : 28-35.
A. van Loon. — Tiel. .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer