Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-12; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-12; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-12
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
'U 2 — s L
welk een. zorg veroorzaakte haar toch dat eene schepseftje. Onkundig, ongehoorzaam en brutaal dat was haar Grietje in de hoogste mate, en heden juist had zij daarvan opnieuw vele bewijzen ondervonden. Op andere dagen zou mevrouw B? al heel spoedig het volle hart bij haren man hebben uitgestort, maar heden, op Zaterdag, durfde zij dat niet wagen. Zij moest haar kruisje, meende zij, dus maar stil en geduldig dragen, morgen-avond ( morgenavond ) na de preek dan zou zij er hem stellig alles van vertellen. Schoon zij hem echter niet met praatjes over allerlei mocht storen, een kop thee mocht zij hem wel brengen. Zoodra het gereed was trad zij daarmede de studeerkamer binnen, maar, o wonder, de Ds. hield zich niet onledig met schrijven, rn^iar stond voor het raam en keek aandachtig in den tuin. Zoodra zij was binnen gekomen keek hij haar met zulk een opge- ruimden blik aan, dat zij niet onmiddellijk weder vertrok, maar meer dan blijde was een poosje te kunnen praten. Toch had zij aanstonds bemerkt dat de preek niet gereed was, en vroeg dus met een eenigszins bezorgden blik: Hoe is het man, is de preek nog niet gereed? „Neen, lieve vrouw/’ was het antwoord van Ds. B., terwijl hij haar met jongensachtige verlegenheid aanzag, „’t wil ! ' r an daag niet lukken! Ik moet over het vijfde gebod preeken morgen avond, en als ik dat nu enkel voor kinderen of jonge-lieden ( jongelieden ) mocht doen dan zou het best gaan, maar voor oudere menschen ... Doch mevrouw B. hoorde niet meer wat haar man zeide. Dat woordje „jongelieden” was haar als een openbaring. Grietje, haar Grietje behoorde ook tot hen, en morgenavond was het hare beurt om ter kerk te gaan! Nu kon zij hare gedachten en gevoelens niet langer verbergen. Hoe kostelijk kon haar man van deze gebruik maken en eens aantoonen hoe ongehoorzaam en eigenzinnig de tegenwoordige jongelieden waren, vooral de dienstboden. „Denk maar eens, manlief, aan ons Grietje,” zoo ging zij voort, „van daag nog....” en nu kreeg de D
om de catechismusprediking bij te wonen; zij durfde zich nauwelijks bekennen dat zij ook den moed missen zou om Grietje andermaal des avonds ter kerk te zenden. Arme mevrouw B., zij zou er ook niet genadig afkomen, den volgenden Zondagavond! Des Zondagsmorgens alleen thuis zijnde ontdekte zij, waarlijk ongezocht, een nieuw vergrijp van hare dienstbode. In de keuken onder andere zaakjes verborgen, vond zij een brief die haar toebehoorde en door Grietje stellig uit haar sleutelmandje was weggenomen. (Mevr. B. vergat geheel dat zij de verkeerde gewoonte had om hare brieven in den zak te dragen, en er dus zeer gemakkelijk een kon verliezen.) O, wat ontstelde zij van deze booze nieuwsgierigheid. Waarlijk! zij moest bekennen dat de maat van haar geduld nu ledig was, en daarom, straks, na de koffie, dan zou het gericht plaats hebben. En zoo geschiedde het! Maar, o wat schrikte Grietje van de handeling en den toon harer meesteres toen deze haar des middags met een gebaar alsof zij een vreeselijke misdaad ont-dekte, ( ontdekte, ) den brief aanwees en met trillende stem vroeg: „Grietje, wil je mij eens zeggen, hoe gij aan dien brief van mij komt ?” „Neen,” zij kon het van schrik eerst niet zeggen, maar toen zij eindelijk begon te stamelen, dat zij het eerlijk niet wist, toen ? .... toen vergat mevrouw B. dat zij een christin was, — dat het Zondag was, dat zij niet aldus toornen mocht, en Grietje hoorde een preek, thans niet uit den catechismus vol liefderijke en ernstige aanwijzing maar uit een boos menschenhart dat de zelfbeheersching geheel had vergeten. En nauwelijks was het geschied, of de meesteres voelde zich schuldig, want het was de eerste maal dat zij zich aldus vergat. Geen uur later of de onrust en onvrede in haar hart dreven haar andermaal naar de keuken, en het betraande gelaat van Grietje ziende volvoerde zij snel haar besluit. Op haar toetredende en haar bij de hand vattende, vroeg zij zacht en dringend : „Grietje, ik ben zoo straks boos en driftig tege
religieuse, christelijk-omWaasde-heidendom waartoe velen zoo langzamerhand weer afzakken. Duidelijker bleek nog deze eenzijdige partijdigheid in de bespreking over een onderwerp, dat zeer velen onzer lezeressen van nabij raakt, ik bedoel: „de Zondagsscholen”. Men zou zoo meenen dat als op een Tent, van Vrouwen-arbeid ( Vrouwenarbeid ) ook de Zondagsschool ter sprake kwam, men het woord zou hebben gegeven aan een inleidster berekend voor hare taak, die zich op de hoogte had gesteld van haar onder-werp, ( onderwerp, ) met voldoende kennis daaromtrent toegerust en in staat om haren gezichtskring zoo breed te nemen dat zij ook wer-kelijk ( werkelijk ) een overzicht van Vrouwenarbeid op dit gebied gaf. Wat is echter geschied? Eene onderwijzeres van den Protestanten-bond ( Protestantenbond ) trad als spreekster op en — sprak over de Z.scholen van dien bond, en over hun streven en doel, als het streven en doel der Z.scholen, en over hare opvatting van dit werk en het aldaar gegeven onderwijs, als de opvatting, blijkbaar in den kleinen gedachtencirkel der spreekster, de eenig mogelijke opvatting! Ten slotte sprak zij in een wederwoord totale on-kunde ( onkunde ) uit omtrent de Zondagsscholen van „rechtzinnige richting.” Onder den indruk van deze schromelijk partijdige eenzijdig-heid, ( eenzijdigheid, ) zond de bevoegde hand van eene die zelve sedert vijf en twintig jaren het Zondagssch.-onderwijs dient, een stukje in aan de redactie van Vrouwenarbeid, het orgaan der Tentoon-stelling. ( Tentoonstelling. ) Zij wees op de groote fout die begaan was en den smaad die heel een leger van christelijke vrouwen daarmede was aangedaan, toegelicht met de statistieke opgaven omtrent de getalsverhoudingen der beide richtingen. Onder meer bleek daaruit dat tegenover nog geen 15000 leerlingen van den Pro-testantenbond, ( Protestantenbond, ) onze scholen 200000 kinderen, en tegenover 700 onderwijzers ruim 5000, tellen. De inzen
heldin mogen vergeten, wier naam boven deze korte schets geschreven staat? Louise Henriette, oudste dochter van des grooten Zwijgers tweeden zoon Frederik Hendrik, opgevoed aan het Stadhouderlijk Hof, dat te dien dage zijns gelijke niet had onder der vorsten hoven in vorstelijke pracht, weelde en kunstgenot, heeft het lot der vorstenkinderen gedeeld. Niet haar hart, noch hare vrouwelijke neiging, maar de staatkunde, de berekening, de ijzeren wil eener mateloos heerschzuchtige moeder, Amalia van Solms, hebben ten slotte over haar leven en lot beschikt. Zelve had zij in hare lieftallige eenvoudigheid haar hart met onverdeelde toewijding geschonken aan een jeugdigen neef van prinselijken bloede en grooten rijkdom, maar die in de oogen harer moeder de onvergetelijke fout bezat van geen regeerend vorst te zijn. Ondanks een langdurig en moedig verzet moest het hart der vrouw ten laatste zwijgen voor den eisch van haar stamhuis én werd zij op jeugdigen leeftijd ver-bonden ( verbonden ) aan den kloeken, edelen Keurvorst, die zeker wel, indien iemand, geschikt was om zich hare achting en toewijding waardig te maken en te verdienen. En — met dien edelen zin en de edele offervaardigheid die nooit bij een der Oranjes ge-faald ( gefaald ) heeft— welke overigens hunne tekortkomingen en gebreken mogen geweest zijn — heeft zij hare roeping als vorstelijke echt- genoote, als landsmoeder over haar nieuw vaderland, als christin en moeder met de meeste trouw en nauwgezetheid volbracht. De „groote Keurvorst” zooals een dankbaar volk hem noemde en zooals hij nu nog door Pruisens vorstenhuis eerbiedig wordt genoemd, dankte zeer zeker zijn huiselijk geluk, maar niet minder het welslagen zijner krijgsondernemingen die tot de rust en welvaart van zijn volk moesten leiden, aan de be-zielende, ( bezielende, ) rustige, geloovige tegenwoordigheid der echtgenoote, die met den heldenmoed der christelijke vrouw haar lot en leven uit Godes hand had leeren aannemen.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer