Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1899-05-06; p. 5

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1899-05-06; p. 5
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
5
Datum:
1899-05-06
Jaargang:
1899
Is onderdeel van:
— 6 —
— 7 —
lende landen, ten einde de zaak in het breede te bespreken. De kosten die op ruim ƒ 120.000 geschat worden, zijn reeds verzekerd. Ofschoon het inderdaad een eer is dat ons kleine vaderland is uitgekozen om deze gewichtige zaak tot een goed einde te brengen, zoo ontveinzen wij het niet dat dit aan onze geliefde jonge Koningin arbeid en verplichtingen oplegt, die waarlijk niet gering zijn te achten. Al zijn wij om harentwille met rechtmatigen trots vervuld, en al weten wij dat zij te midden der vertegenwoordigers en afgezanten der vreemde vorsten-hoven ( vorstenhoven ) door lieftalligheid en beminnelijkheid zal uitblinken, zoo gevoelen wij tevens hoeveel wijsheid zij ook zal noodig hebben om reeds zoo spoedig een gewichtige taak te vervullen. De Heer moge Zijn zegen rijkelijk over haar vermenigvuldigen. Vrouwenbeweging. De vrouwen in ons land die steeds rusteloos voortgaan met het: „woelen om verandering”, zullen thans het verzoek richten tot den Minister van Justitie, dat ook vrouwen zitting mogen verkrijgen in het bestuur der op-voedingsgestichten, ( opvoedingsgestichten, ) die men voornemens is op te richten. Uit dit bericht en uit vele anderen blijkt ten duidelijkste, dat men voortgaat met de pogingen om voor de vrouw een uitgebreider arbeidsveld te verkrijgen, dan zij tot dusverre had veroverd. Is in dit opdringen en vooruitdringen van de kundigheden en werkzaamheden der vrouw nu niet iets zeer vernederendsr „Veel wijze mannenhoofden”, hoorde ik onlangs zeggen, houden zich bezig met de vraag: „wat men toch met de vrouw moet beginnen.” Schoon dit in scherts werd gezegd, zoo is de vrouw zelf oorzaak dat men van haar spreekt, zeer dikwijls als van een meubelstuk dat eigenlijk overtollig is, en waarvan men gedurig zegt: „waar zal ik het toch plaatsen.” Alles wel be-schouwd, ( beschouwd, ) gaat bij menigeen het gevoel van eigenwaarde niet vooruit. Hoe gezegend daarentegen is toch het lot der vrouw, die den Heer vreest! Schoon zij gaarne zal erk
wBsaon is ws 0mwniAA| Naar het Duitsch door H. W. S. an een zijweg van het welvarende dorp Laubach, stond een kleine woning een weinig landwaarts in. In het woon vertrek met heldere witte muren zat een man bij de tafel, de ellebogen op de knieën, het hoofd door beide handen gesteund. Bij het venster stond een tenger, bleek meisje van ongeveer vijf jaar, en tuurde in den tuin die het huisje van alle kanten omgaf. De deur van het woonvertrek ging open en een groote, knorrig uitziende vrouw trad binnen met een schotel dampende aardappelsoep. De man keek naar de klok en zeide ruw : „Maak voort, Lies, binnen tien minuten moet ik weg zijn; ik moet voor den boer naar de stad rijden.” Met een minachtend gebaar en onvrien-delijk ( onvriendelijk ) gelaat schoof de aangesprokene zwijgend den schotel op tafel en weinige oogenblikken later stond de man op, greep zijn pet van den muur en verliet zonder te groeten het huis. Het was wel zijn eigen huis waarin hij woonde, hij had wel zijn eigen verdienste die hem een flink inkomen bezorgde; het was wel alles netjes en zindelijk om hem heen, maar toch zuchtte de man, terwijl hij heengaande, het vertrek rondzag Hij had Zwarte Lies getrouwd om haar huisje en haar beetje geld, hoezeer zijn vrienden ’t hern ook afgeraden hadden, daar zij als weinig vredelievend bekend stond. Hij had echter de begeerte naar geld dien raad laten overstemmen, en hoewel zwarte Lies weduwe was met een dochtertje, had hij er geen oogenblik aan gedacht, dat ’t ook voor hem verplichtingen met
zich bracht — Terwijl hij nu den tuin doorging en nog eens omziende kleine Rieka voor het venster zag staan, viel het hem in dat zij den vorigen avond in hare tegenwoordigheid ge-twist ( getwist ) hadden over ’t kind. Zijn vrouw had gezegd dat zij na Paschen naar school moest, en hij was daar boos over ge-worden ( geworden ) en had gebromd over onnoodige uitgaven, en hoewel zijn vrouw daarmede had ingestemd, had zij toch verklaard dat men er niet buiten kon ’t kind iets te laten leeren. Rieka zelf had er bij gestaan en hare groote, donkere oogen hadden droevig en verschrikt van den oen naar de ander gezien. — Dit alles viel den man in terwijl hij door den tuin ging, en in een opwelling van berouw wuifde hij haar vriendelijk met de hand toe. Hij zag het niet, hoe een kleur van blijdschap over het gezichtje van het kind trok; hij had er volstrekt geen begrip van, hoe ongelukkig en eenzaam zij- zich in dat vreug-deloos ( vreugdeloos ) en onhuiselijk tehuis voelde. Het kind had ook geen enkel vriendinnetje of speelmakkertje, want de andere kinderen vermeden het schuwe, zwijgende kind. — Toen de Paasch- vacantie voorbij was en de nieuwe week aanbrak, ging Rieka voor ’t eerst naar school. Het drukke woelige spelen der andere kinderen maakte haar bang, en in de speeluurtjes zat zij met betraande oogjes alleen in een hoekje van den muur. „Zeg eens”, hoorde zij op eenmaal eene stem naast zich, „wat scheelt er aan? Heeft iemand je kwaad gedaan?” Het kleine meisje keerde zich verschrikt om en keek in het vroolijk open gelaat van een elfjarigen knaap. Verlegen sloeg zij de oogen neer en schudde het hoofdje. De groote jongen liet zich echter op die wijze niet afschepen, maar ging naast haar zitten op een ouden boomstam en sprak vriendelijk: „Rieka, wees niet zoo dwaas; kom mee om met de andere kinderen te spelen.” „Ze houden geen van allen van mij !” stootte de kleine angstig uit. „Neen, natuurlijk niet, als je zoo’n boos gezicht zet,” ant-woordde ( a
-
» -*

I
«
jij moet zoo dikwijls als je kunt hierkomen, zul je?” Weer zag het kind hem met gelukkig stralende oogen aan en knikte zwijgend. Een nieuw leven ging thans voor het steeds achteraf ge-zette ( gezette ) meisje open. Zij verdroeg de scheldwoorden der moeder, de onverschillig-heid ( onverschilligheid ) van den vader gemakkelijk, want immer had zij den zonneschijn voor oogen van dat eene half uurtje daags in buurmans tuin. Daar zat zij dan met Johan onder de bloeiende of bladenrijke vruchtboomen, terwijl hij haar hielp met haar werk en van allerlei vertelde, waaraan het kind tot dusver vreemd was geweest. Langzamerhand verloor zij dan ook tegenover hem hare terughouding en schuwheid, en Johans ouders keurden deze kindervriendschap goed naarmate zij meer begrepen hoe vreugdeloos Frieda’s leven was en hoeveel goed hun jongen het kind deed. Langzamerhand gaf zij al den rijkdom van liefde die in haar eenzaam hart verborgen was aan den knaap; ze zag tot hem op als tot haar held, deed gewillig alles wat hij wilde en voor goed hield en hij had het kind wederkeerig lief als zijn persoonlijk eigendom; hij zelf immers had dien donkeren gloed van dankbaarheid en blijdschap in haar oogen opgeroepen Johan was de eenige zoon van den schoenmaker Smit, zijne moeder was uit een andere plaats afkomstig en hij ontving een betere opvoeding dan zijne schoolmakkers. Het vaak ruwe spel der dorpsjongens trok hem niet aan en hij hield zich meestal wat van hen af; zijn vriendschap met Frieda was hem nu een groote vervulling. „Ik weet niet wat je toch in dien grooten jongen ziet,” zeide Frieda’s moeder eens brommende. „O moeder,” zoo klonk de angstkreet uit het kinderhart, en vrouw Berg liet zich blijkbaar daardoor verteederen en zeide niets meer De zomer verliep, de vruchten werden rijp en in den boomgaard was het liefelijker dan ooit. Op zekeren na-middag ( namiddag ) kwam Frieda ademloos aanloopen en zeide opgewonden: „Luister eens Johan, ik heb een klein zusje gekregen
en de moeder spotte er mee: was het wonder dat de onvrede van dit huis als een vloek op de kinderen drukte? Was het vreemd ook dat zij zich af keerden van den grooten Kindervriend? Hanna was anders dan de jongens; zij was met kinderlijke vereering aan de zuster gehecht en zag haar met alles naai-de ( naaide ) oogen; zoodra zij kon, hielp zij haar met het vele werk en wischte haar de tranen van de oogen als Frieda bedroefd was en zich ellendig voelde. Hanna was een heel mooi kind; dat zeiden alle menschen in ’t dorp. Frieda was trotsch op haar, maar de ouders hingen aan ’t kind met afgodische liefde, en gaven haar alles toe wat zij begeerde. Dat was vaak zeer moeilijk voor Frieda, maar telkens weer wist zij den sleutel te vin-den ( vinden ) tot het jonge hart, en in het dakkamertje dat zij samen deelden gingen zij nooit ter ruste eer tusschen hen de vrede hersteld was. Johan had zijn leertijd volbracht en kwam nu thuis omdat hij moest loten om soldaat te worden. O, wat was Frieda’s hart overvloeiend van blijde gedachten. Wel is waar zou zij hem weinig kunnen zien: zij was nu 16 jaar oud en kon niet meer door de heg in den boomgaard sluipen, om met den vriend op den ouden boomstronk te zitten, maar misschien zou ze wel eens naar buurman Smit mogen gaan, want deze was altijd even vriendelijk voor haar. Op een warmen zomeravond kwam Johan onverwacht thuis; de menschen zaten meest voor hunne woningen uit te rusten, en daardoor wist iedereen het spoedig dat Johan terug was. Rieka had dien dag tweemaal een groote kar hout gehaald uit het tamelijk verwijderde bosch, en was zoo vermoeid. Zij had zich op het bankje dicht bij de doornheg neergezet en keek droomerig naar den hemel waar de eene ster na de andere verscheen. Daar hoorde zij vlak bij zich haastige stappen, en eer ze er nog op verdacht was, stond Johan voor haar. „Frieda,” riep hij, en strekte beide handen uit. Vragend zag zij hem aan met stralend gezicht. Toen ging hij voort: „Wat ben je groot en mo
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer