Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1899-05-07; p. 6

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1899-05-07; p. 6
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
6
Datum:
1899-05-07
Jaargang:
1899
Is onderdeel van:
— 8 —
der tot groote hulp. Johan was in al dien tijd niet thuis ge-weest, ( geweest, ) maar Frieda vervulde door hare liefde en teere zorg bij zijne bejaarde ouders de plaats eener dochter. Eindelijk sloot zij beiden weinige weken na elkander de oogen, en bracht zij de oude smidswoning in orde en sloot ze daarna, wachtende tot Johan eens wederkeeren zou. Zij vreesde nu niet meer voor die terugkomst; alleen was er een voortdurend gebed in hare ziel, dat de Heer het hart van den geliefden vriend stil en onderworpen mocht maken. Op zekeren middag zeide vader: „morgen komt Johan, hij heeft het mij geschreven”; en Frieda was blijde dat zij het te voren wist. Den volgenden dag ging zij zeer in de vroegte naar de oude geliefde woning toe, opende de vensters en lui-ken, ( luiken, ) veegde overal zorgvuldig de stof af, strooide helder wit zand op den vloer van het huisvertrek en plaatste eenige bloemen in een glas op de tafel. Onwillekeurig was zij met al deze bezorgingen langer bezig geweest dan zij van plan was; op eenmaal ging de deur zachtjes open en stond Johan op den drempel. „Frieda,” stamelde hij, „goeden morgen, Frieda.” Een donkere gloed gleed over ’t gelaat van het meisje, toen trad zij hem tegemoet, hief de sprekende oogen tot hem op en zeide met bewogen stem: „God zegene uw thuiskomst Johan; ik moet u nog een laatsten groet van uwe ouders over-brengen.” ( overbrengen.” ) Zwijgend drukte hij haar de hand, zij ging echter voort: „En niet waar, nu blijft gij toch hier? uw vader en moeder hebben het zoo gehoopt en gewenscht, en wij — wij zullen goede vrienden zijn — ons leven lang, zullen wij niet?” Ze stak hem nog eenmaal haar smalle hand toe.; hij nam ze dit-maal ( ditmaal ) in zijn beide groote vereelte handen en zeide ontroerd : „Ja, Frieda, dat zullen wij, daartoe helpe mij God; goede, trouwe vrienden, en ik zal de opening in de doornenheg grooter maken, dat wij bij elkander kunnen komen als in den goeden ouden tijd.” Frieda drong de p
Iets over kerkgemeenschap. Christus zelf, de overste Leidsman des geloofs, heeft de Kerk gesticht als de gemeenschap dergenen die in Hem gelooven. Even als ons nu in ons vaderland een deel dezer aarde is aangewezen waarvan wij zeggen, en voelen mogen: „Hier ben ik thuis, hier heb ik recht om te wonen,” evengoed is ons in de kerkgemeenschap, waarbij wij door den Heiligen
Doop zijn ingelijfd en door onze belijdenis zijn bevestigd, een onzichtbaar tehuis aangewezen, waarvan wij mogen zeggen: „Daar ben ik thuis, daar is mijn plaats, daar ben ik geroe-pen, ( geroepen, ) mijn belangstelling, mijn liefde, mijn gaven en arbeids-kracht ( arbeidskracht ) te geven”. Van de kerkgemeenschap, waarin Gods wijze liefde ons liet opgroeien, geldt het zeer zeker als een dure plicht haar trouw te blijven. Wat behoort tot dezen plicht der trouw aan onze Kerk? Vóór alle dingen dat men hare godsdienstige bijeenkomsten trouw bezoekt en de genademiddelen, als daar zijn de Sacra-menten, ( Sacramenten, ) niet verwaarloost, maar dankbaar aanvaardt. Het behoort tot de bedenkelijke verschijnselen van onzen tijd, dat men niet meer kent en evenmin meer rekent met gemeentelijk leven en het mag wel een der voornaamste oor-zaken ( oorzaken ) zijn van de armoede aan geestelijk leven in onze dagen, dat men de ordeningen Gods voorbij ziet en eenvoudig met voeten treedt. Hoe wij dat bedoelen ? Sta mij toe een wedervraag voor u neer te leggen. Stel, gij zijt lid van den Ned. Meisjesbond en een uwer medeleden zegt: „ik kom niet op onze vergaderingen, ik heb geen be-hoefte ( behoefte ) aan het onderhouden der gemeenschap, ik loop liever een andere samenkomst na.” Zoudt ge niet tot zulk eene zeggen: „Gij zijt een ontrouw lid, gij minacht ons verbond. Wij kunnen op uwe medewerking niet rekenen, ga liever van ons heen.” Ten opzichte van de Kerk, waartoe zij behooren, waaraan zij zich bij de belijdenis met een ernstige belofte verbonden, handelen zeer velen even lichtvaardig, onverschillig en ontrouw. Men behoort tot eene christelijke gemeente, maar men komt niet daar, waar het belijdend deel der gemeente samenkomt, integendeel, men laat de dienaren zijner eigen kerkgemeen-schap ( kerkgemeenschap ) het Woord verkondigen en zelf loopt men andere samen-komsten ( samenkomsten ) na, zich aan het gemeenteleven bezondigende, de
Opgaaf van dagelijksche Bijbellezing gedurende de maand April.
April 1. De eersteling Christus. 1 Cor. 15 : 29-26. » 2. De geboortedag van eene levende hoop. 1 Petr. 1 : 1-9. Heilige kleederen. » 3. Priesterlijke kleeding. Ex. 28 : 1-5, 31-38. » 4. Het bruilofstkleed. Matth. 22 : 11-13. » 5. »Doet aan den Heer Chris ¬ tus”. Gal. 3 : 23-29. » 6. Den nieuwen mensch aan ¬ doen. Col. 3 : 1-11. » 7. De rechtvaardigmaking der heiligen. Openb. 19: 6-9. » 8. Bekleed met witte klee ¬ deren Openb. 3 : 1-6. » 9. Heilige kleederen. Eph. 4 : 20-24. Horn. 6 : 4. De nieuwe lieilsdag. » 10. De morgenster. Openb. 22 : 16-21. » Tl. De opgang. Luk. 1 : 67-79. » 12. Een licht voor de heide-nen. ( heidenen. ) Luk. 2 : 25-32. » 13. Het licht der wereld. Joh. 1 : 1-9. » 14. Lichten in de wereld. Matth. 5 : 14-16. Phil. 2 : 12-18. » 15. De volken komen tot het licht. Openb. 21 : 22-27. » 16. De eeuwige morgen en
het tegenwoordige zen-dingswerk. ( zendingswerk. ) Jes. 60. Het dagelijksch leven. April 17. De Ga.lileesche visschers. Matth. 4 : 18-22. » 18. De tollenaar van Kaper- naüm. Matth. 9 : 9-13. » 19. De Galileesche vrouwen. Matth. 27 : 55, 56. » 20. De jongen met de vis- schen. Joh. 6 : 5-14. » 21. De weduwe in den tem-pel. ( tempel. ) Mark. 12 : 41-44. » 22. De heer des huizes. Luk. 22 : 7-14. » 23. Hoe Christus gebruik maakt van onze dagelijk-sche ( dagelijksche ) bezigheden. Mark. 14 : 12-16. Des Christens tijd. » 24. Tijd voor gebed. Matth. 6 : 5-8. » 25. Tijd voor bijbellezen. Ps. 119 : 145-152. 2 Tim. 2 : 15-19. » 26. Tijd voor onderlinge stich-ting. ( stichting. ) Col. 3 : 12-17. » 27. Tijd om te helpen. Luk. 10 : 25-37. » 28. Tijd om te dienen. Joh. 21 : 15-17. » 29. Tijd om te rusten. Lev. 23 : 26-32; 25 : 1-7. I 30. Wij moeten onzen tijd met wijsheid weten te verdeelen. Pred. 3:1-15.
A. van Loon. — Tiel.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer