Personen

Let op: Er is nog meer te onderzoeken. Er zijn ook boeken die (nog) niet zijn geindexeerd. Je kunt ze niet op naam doorzoeken, maar wel doorbladeren. Bij deze genealogische bronnen vind je ook omnummeringslijsten van woningen.

Naar alle genealogische bronnen
Uw zoekacties: Archief van de gerechtsbank van de hoge heerlijkheid Lienden...

1508 Archief van de gerechtsbank van de hoge heerlijkheid Lienden, 1639 - 1810

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiƫrarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiƫrarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
2. Context
2.2. Institutionele geschiedenis
1508 Archief van de gerechtsbank van de hoge heerlijkheid Lienden, 1639 - 1810
Inleiding
2. Context
2.2.
Institutionele geschiedenis
De oudste vermelding van Lienden komt voor in een 15e-eeuw afschrift van een oorkonde uit 968 waarin graaf Wichman van Teisterbant de "curtis" (hof) Lienden schonk aan het klooster te Elten. Deze schenking werd door Keizer Otto I in 970 bevestigd. De graaf kwam door de schenking in conflict met zijn dochter, waardoor Otto III in 996 de schenking halveerde. Vanaf 996 tot 1811 is de hoge heerlijkheid Lienden tweeherig geweest. De ene helft was in bezit van de abdij van Elten, de andere helft ging diverse malen in andere handen over.
De tweeherige hoge heerlijkheid Lienden omvatte een deel van het kerspel Lienden. Tot het kerspel behoorden ook de buurschappen Aalst en Meerten (en de Marsch), maar deze buurschappen vielen niet onder de heerlijkheid Lienden. Aalst en Meerten vielen onder het Ambt van de Nederbetuwe, De Marsch vormde een eigen (tweeherige) heerlijkheid. Toen de heerlijkheid Lienden Eltens bezit was geworden, werd dit gebied krachtens de aan dit klooster verleende immuniteitsprivileges onttrokken aan de rechtsmacht van de Betuwse graaf.

De helft van de heerlijkheid Lienden die van de Abdij van Elten was, is door uitgifte in leen in handen geweest van het geslacht van Lynden, die wordt genoemd in 1327. In de vijftiende eeuw is het geslacht van Meurs er mee beleend geweest. In 1455 werd de heerlijkheid verkocht aan Johan van Gymnich. In 1461 kocht Gerard II van Culemborg de heerlijkheid, die tot 1700 aan de heren, later graven van Culemborg bleef. Daarna kwam de heerlijkheid in handen van Willem Frederik van Saksen, daarna aan de rijksgraaf van Bylandt. Hierna zouden nog diverse eigenaren volgen. In 1811 werd de abdij van Elten opgeheven.
De andere helft van Lienden werd door gravin Adela geschonken aan bisschop Ansfried en kwam later aan de abdij van St.-Paulus te Utrecht, waarna de heerlijkheid aan die abdij leenroerig werd. Graaf Reinald II van Gelre verwierf de heerlijkheid in pacht in 1327. In de zestiende eeuw kwam de halve heerlijkheid aan hertog Karel, maar koning Philips II nam het gerecht weer in erfpacht. Na de invoering van de hervorming, vervielen de goederen van de St.-Paulusabdij aan de Staten van Utrecht. In 1676 verkochten de Staten van Utrecht hun aandeel in de jurisdictie van Lienden aan Johan van Brakell, heer van Kermestein. In 1709 verkochten zijn erfgenamen dit deel aan de Rekenkamer van Gelderland. Sinds 1709 was de heerlijkheid Lienden half Gelders, half Eltens eigendom en werd alleen nog voor het Eltense gedeelte door de jurisdictiebezitters (de graven van Culemborg) erfpacht betaald.
Iedere helft van de tweeherige heerlijkheid had een eigen richter en schout. De richters lijken tezamen de Liendense rechtbank voorgezeten te hebben. In de tijd dat de Hertog van Gelre heer van Lienden was, zal hij regelmatig zijn ambtman/richter van de Nederbetuwe tevens als richter van Lienden hebben laten optreden. De richters lijken bij toerbeurt schepenen te hebben aangewezen.
De richters waren geen rechters in de moderne zin van het woord, maar zij riepen de rechtbank bijeen en traden op als voorzitter. In criminele zaken en in minder belangrijke strafzaken (delicten), die als civiele zaken werden afgehandeld, traden zij ook op als openbaar aanklager en zorgde voor de executie van de vonnissen, maar hadden geen deel aan de totstandkoming van de vonnissen. Het spreken van recht (het vonnissen) was voorbehouden aan de schepenen die vaak advies inwonnen van rechtsgeleerden. Kuys schrijft in zijn studie over de ambtman in het Kwartier van Nijmegen: "Om de rechter in oude zin te onderscheiden van de moderne rechter, wordt in de Gelderse rechtshistorische literatuur ter aanduiding van eerstgenoemde de term "richter" gebruikt, ...". * 
De geschiedenis van de tweeherige hoge heerlijkheid en de uitoefening van de rechtsmacht in Lienden is ingewikkeld. Voor een goed begrip wordt vooral kennisname van de publicatie van De Vries aanbevolen. * 

Kenmerken

Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Geheel openbaar
Omvang in meters:
1,5
Opmerkingen:
Archieven van plaatselijke en regionale gerechtsbanken van voor 1811 worden ook (oud) rechterlijke archieven (ORA) genoemd. De rechtsprekende instelling wordt ook schepenbank, gerichtsbank of vierschaar genoemd.
Geografische namen: